Afdrukken      PDF-versie openen van online-help


Vorig onderwerp

Volgend onderwerp

Resultaten weergeven in grafieken

Gebruik de grafiekweergave om kolommen in een grafiek te plaatsen en de titel, legendalocatie, astitels, gegevenslabels, grootte en schaal aan te passen. U kunt het grafiektype kiezen, zoals een lijndiagram of een staafdiagram; het subtype, bijvoorbeeld tweedimensionaal; en de stijl voor de kolommen, zoals de vorm en het opvulpatroon. U kunt ook randen en kleuren instellen en andere grafiekeigenschappen beheren. U kunt in de grafiekweergave op een lager niveau zoeken in de resultaten.

Grafiektypen zijn vlakdiagrammen, staafdiagrammen, ballondiagrammen, lijndiagrammen en andere typen. Grafieksubtypen zijn 2D, 3D, absoluut, gegroepeerd, gestapeld, combinatie en aangepast.

In dit onderwerp wordt uitgelegd hoe u grafieken kunt gebruiken. Het onderwerp bevat de volgende informatie:

  • Grafiektypen voor Oracle CRM On Demand Answers
  • Grafiekweergaveknoppen in Oracle CRM On Demand Answers
  • Basisgrafiekcomponenten

In dit onderwerp wordt tevens uitgelegd hoe u de volgende taken kunt uitvoeren:

  • Grafiekweergaven toevoegen of wijzigen
  • Algemene eigenschappen voor een grafiekweergave opgeven
  • De weergave van rasterlijnen in grafiekweergaven aanpassen
  • De locatie van de legenda in een grafiekweergave opgeven
  • Kleuren voor de achtergrond, tekst en randen in grafiekweergaven instellen
  • Selecteren welke kolommen in grafiekweergaven als assen worden weergegeven
  • Opties voor asschaling in grafiekweergaven instellen
  • Schaalmarkeringen in grafiekweergaven bewerken
  • Lijnschaalmarkeringen maken
  • Bereikschaalmarkeringen maken
  • Geavanceerde instellingen voor bereik- en lijnwaarden opgeven
  • Astitels en labels in grafiekweergaven opgeven
  • Astitels in grafiekweergaven opgeven
  • Opgeven wat er gebeurt als een gebruiker op een grafiek klikt
  • De weergave van een grafiekreeks opmaken
  • Opties selecteren voor gegevenslabels in taartdiagrammen

OPMERKING:  In Oracle CRM On Demand Answers wordt een grafiekengine van derden gebruikt. Het type grafiek, de grootte en het aantal elementen dat is opgenomen, bepalen of assen of legenda's worden weergegeven. De weergave van assen of legenda's wordt beperkt door de hoeveelheid beschikbare ruimte op de webpagina. Door de besturingselementen voor breedte en hoogte aan te passen, kunnen soms verborgen assen en legenda's worden weergegeven.

Grafiektypen voor Oracle CRM On Demand Answers

In de volgende tabel worden de grafiektypen aangegeven die beschikbaar zijn in de vervolgkeuzelijst 'Grafiek' en wordt hun gebruik beschreven. Niet alle grafieken zijn geschikt voor alle gegevenstypen. De standaardgrafiek is een verticale staafdiagram.

Grafiektype

Omschrijving

Gebied

Een vlakdiagram komt overeen met een lijndiagram, maar heeft de gebieden onder de lijnen ingevuld. Vlakdiagrammen tonen het percentage van het geheel dat elke variabele omvat.

Vlakdiagrammen zijn handig voor het opmerken van wijzigingen in cumulatieve waarden of percentages in de loop van de tijd. U kunt bijvoorbeeld groepen vergelijken op basis van bepaalde metingen, zoals het resultaat, en u kunt groeptrends weergeven.

Horizontale staaf

Een horizontaal staafdiagram kan worden gebruikt om feiten te vergelijken door staven in een horizontale richting weer te geven.

Horizontale staafdiagrammen zijn handig voor het vergelijken van verschillen tussen vergelijkbare items. U kunt bijvoorbeeld de verkoop van concurrerende producten vergelijken, de verkoop van dezelfde producten in verschillende tijdsperioden of de verkoop van dezelfde producten in verschillende markten.

Ballon

Een ballondiagram is een variatie op een spreidingsdiagram dat gegevenselementen als een cirkel (ballon) weergeeft. Er worden drie variabelen in twee dimensies weergegeven. Eén waarde wordt vertegenwoordigd door de locatie van de cirkel op de x-as. Een andere waarde wordt vertegenwoordigd door de locatie van de cirkel op de y-as. De derde waarde wordt vertegenwoordigd door de relatieve grootte van de cirkel.

Ballondiagrammen zijn handig voor het in kaart brengen van gegevens met drie variabelen en voor het weergeven van financiële gegevens in een bepaalde periode.

TIP:  Als u een ballondiagram wilt maken, zet u een feit uit op de x-as, een ander feit op de y-as en een derde feit op de radiusas van de ballon. Deze drie feiten worden uitgezet voor selecties op de niveau-as.

Verticale staaf

In een verticaal staafdiagram worden feiten vergeleken met behulp van verticale kolommen.

Verticale staafdiagrammen zijn handig voor het vergelijken van verschillen tussen vergelijkbare items.

Lijn

Een lijndiagram kan worden gebruikt voor het in kaart brengen van meerdere feiten.

Lijndiagrammen zijn handig voor het weergeven van patronen en trends in gegevens.

Combinatie lijn/staaf

In een gecombineerd lijn-/staafdiagram worden twee sets gegevens uitgezet met verschillende bereiken, de ene set als staven, de andere set als lijnen die de staven overlappen.

Gecombineerde lijn-/staafdiagrammen zijn handig voor het weergeven van trendrelaties tussen gegevenssets.

TIP: u kunt elke combinatie van staven en kolommen opgeven, maar er moet in elk geval één van elke soort worden opgegeven. U kunt alle kolommen als lijnen opgeven, maar als u alleen staven wilt, gebruikt u een staafdiagram. (Als er voor dit type diagram alleen staven zijn geselecteerd, worden mogelijk enkele geselecteerde kolommen weergegeven als lijnen.)

Pareto

Een Pareto-diagram is een soort staafdiagram en lijndiagram waarin criteria in aflopende volgorde worden weergegeven. In dit grafiektype geeft de lijn een cumulatief totaal van de percentages weer.

Pareto-diagrammen zijn handig voor het identificeren van essentiële elementen, zoals het beste en slechtste of het meeste en minste.

Taart

In een taartdiagram worden gegevenssets als percentages van een geheel weergegeven.

Taartdiagrammen zijn handig voor het vergelijken van delen van een geheel, bijvoorbeeld verkoop op regio of op district.

Radar

Een radardiagram bevat dezelfde informatie als een staafdiagram, maar geeft de gegevens weer vanuit het centrum van het diagram. Elk gegevenselement heeft zijn eigen waardeas.

Radardiagrammen zijn handig voor het bepalen van de overlapping en verspreiding van gegevens.

Spreiding

Een spreidingsdiagram geeft x- en y-waarden weer als afzonderlijke punten, gespreid binnen een x/y-raster. Gegevenspunten worden uitgezet op basis van twee onafhankelijke variabelen. In een spreidingsdiagram kunt u een groot aantal gegevenspunten uitzetten en clusters van gegevenspunten bekijken.

Spreidingsdiagrammen zijn handig voor het opmerken van relaties en trends in grote gegevenssets.

TIP: Als u een spreidingsdiagram wilt maken, zet u een feit uit op de x-as en een andere op de y-as. Deze feiten worden uitgezet voor selecties op de niveau-as.

Stap

Een stapdiagram komt overeen met een lijndiagram en wordt ook gebruikt voor het uitzetten van meerdere feiten.

De grafiekkeuze bepaalt welke subtypen beschikbaar zijn in de vervolgkeuzelijst 'Type'. Niet alle grafiektypen hebben subtypen: ballon- en radardiagrammen hebben bijvoorbeeld geen subtypen. Het grafieksubtype wordt standaard ingesteld op 3D (indien beschikbaar). Afhankelijk van de keuze van het grafiektype kan voor het subtype uit de volgende opties worden gekozen:

  • Vlakdiagrammen: 3D en 2D
  • Staafdiagrammen: 3D, 2D, 3D gestapeld en 2D gestapeld
  • Lijndiagrammen: 3D en 2D
  • Pareto-diagrammen: 3D en 2D
  • Taartdiagrammen: 3D en 2D
  • Spreidingsdiagrammen: spreiding en spreiding met lijnen
  • Stapdiagrammen: 3D en 2D

De grafiekkeuze bepaalt ook welke stijlen beschikbaar zijn in de vervolgkeuzelijst 'Stijl'. Niet alle grafiektypen hebben stijlen. De grafiekstijl wordt standaard ingesteld op effen opvulling (indien beschikbaar). Afhankelijk van de keuze van het grafiektype kan voor de stijl uit de volgende opties worden gekozen:

  • Vlakdiagrammen: effen opvulling en opvulpatroon
  • Staafdiagrammen: rechthoek, cilinder, kleurovergang, driehoek, diamant, opvulpatroon
  • Lijndiagrammen: rechthoek, cilinder, kleurovergang, driehoek, diamant, opvulpatroon
  • Pareto-diagrammen: rechthoek, cilinder, kleurovergang, driehoek, diamant, opvulpatroon
  • Taartdiagrammen: effen opvulling en opvulpatroon

Grafiekweergaveknoppen in Oracle CRM On Demand Answers

De knoppen boven aan de grafiekweergavepagina bieden toegang tot verschillende grafiekinstellingen. In de volgende tabel worden de knoppen en instellingen voor de grafiekweergave omschreven.

Knop in grafiekweergave

Omschrijving

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Algemene grafiekeigenschappen. Hiermee kunnen algemene eigenschappen voor de grafiek worden ingesteld, zoals de titel, de weergave van gegevenslabels en de grootte.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Astitels en labels. Hiermee kan de weergave van de astitel en gegevenslabels onder aan en links van de grafiek worden bepaald.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Asschaling. Hiermee kunnen de schaaleigenschappen voor de assen, het aantal maatstreepjes en het schaaltype worden ingesteld.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Aanvullende grafiekopties. Hiermee kunnen aanvullende grafiekopties worden ingesteld, waaronder:

  • De weergave van rasterlijnen in de grafiek.
  • De locatie en grootte van de legenda.
  • De kleur van de achtergrond, tekst en randen.
  • De actie die wordt uitgevoerd wanneer gebruikers dubbelklikken op een grafiek. Er kan bijvoorbeeld worden ingesteld dat er op een lager niveau naar gegevens wordt gezocht of dat er automatisch wordt genavigeerd naar een verwant opgeslagen rapport of een website.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Grafiekgegevens opmaken. Hiermee kan de weergave van een grafiekreeks worden opgemaakt, bijvoorbeeld de kleur, lijnbreedte en lijnsymbolen.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Geavanceerde eigenschappen. Hiermee kunnen voor taartdiagrammen opties worden geselecteerd voor gegevenslabels.

Basisgrafiekcomponenten

U kunt de basiscomponenten voor een grafiek definiëren. In de volgende tabel worden de componenten omschreven die u kunt aanpassen.

OPMERKING: sommige componenten zijn alleen beschikbaar voor specifieke grafiektypen. Een taartdiagram heeft bijvoorbeeld geen assen. Welke componenten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type grafiek dat u selecteert.

Grafiekcomponent

Omschrijving

Metinglabels

Hiermee wordt de positie en opmaak van de kolomkop voor de gegevens in de sectie 'Meting' bepaald. Ook worden functies voor totalen en sortering geboden. Als er slechts één meting is, kunt u dit element weglaten.

Legenda

Gebruik de legenda voor uitleg van de grafiek. U kunt een locatie voor de legenda opgeven en instellen of deze kan worden ingekort.

Assen

De horizontale en verticale lijnen die de schaal van de grafiek bepalen. U kunt horizontale en verticale assen voor de grafiek opgeven.

Rasterlijnen

Een matrix van horizontale en verticale lijnen waarmee u elk punt in een grafiek kunt relateren aan de assen. U kunt de kleuren voor rasterlijnen opgeven.

Schaalmarkeringen

Hiermee kan de schaal van de grafiek worden bepaald. U kunt eigenschappen opgeven, zoals de locatie, de grootte, de kleur, de lijnbreedte en het bereik.

Lager niveau

Hiermee kan meer detail worden weergegeven. U kunt opgeven of en hoe een gebruiker op een lager niveau kan zoeken naar meer gegevens over de informatie in de grafiek.

Titel

Hiermee kan een titel worden opgegeven die de grafiek omschrijft.

Astitel, labels en limiet

Hiermee kan worden opgegeven of en hoe titels en schaallabels worden weergegeven op de assen van uw grafiek.

Grafiekreeksen

Hiermee kunnen elementen van de weergave van een grafiekreeks worden opgemaakt, zoals kleur, lijnbreedte en lijnsymbolen. U kunt ook op regels gebaseerde opmaak toepassen, bijvoorbeeld door een bepaalde kleur toe te passen wanneer de positie van de reeks gelijk is aan een opgegeven waarde.

Maatstreepjes

Hiermee kunnen de schaalmarkeringen op een as worden onderverdeeld, zodat er meer details worden weergegeven.

Gegevenslabels

Hiermee wordt de numerieke waarde van gegevens weergegeven wanneer u de muisaanwijzer op de grafiek plaatst.

Grafiekweergaven toevoegen of wijzigen

In de volgende procedure worden de basisstappen uitgelegd van het toevoegen of wijzigen van een grafiekweergave.

OPMERKING: Als u een grafiek selecteert die niet compatibel is met de resultaten, worden geen resultaten weergegeven.

Ga als volgt te werk om een grafiekweergave toe te voegen of te wijzigen:

  1. Voer in Oracle CRM On Demand Answers op de pagina 'Lay-out maken' een van de volgende acties uit:
    • Als u een nieuwe grafiek wilt toevoegen, klikt u op 'Weergave toevoegen' en selecteert u vervolgens 'Grafiek'.
    • Als u een bestaande grafiekweergave wilt bewerken, klikt u op de knop 'Weergave bewerken' voor de grafiekweergave.

      De werkruimte toont de opties en instellingen voor de weergave.

  2. Selecteer de gewenste opties in de velden 'Grafiek', 'Type' en 'Stijl' van de grafiek.

    De selectie in het veld 'Grafiek', zoals 'Taart' of 'Lijn', bepaalt welke keuzen er beschikbaar zijn voor 'Type' en 'Stijl'. Voor sommige grafieken is alleen een standaardsubtype of -stijl beschikbaar.

    De grafiekweergave wordt gewijzigd op basis van de opties die u in de vervolgkeuzelijsten kiest.

    TIP: op de grafiekweergavepagina kunt u kolommen aan de grafiek toevoegen door in 'Actief onderwerpgebied' voor elke kolom te klikken op de naam van het veld. U kunt ook naar de pagina 'Criteria definiëren' navigeren om extra kolommen toe te voegen. Alle kolommen die u toevoegt op de grafiekweergavepagina worden aan het algemene rapport toegevoegd. U kunt de kolommen zien op de pagina 'Criteria definiëren', in andere weergaven, en op de grafiekweergavepagina. Als u een kolom uit de grafiek wilt verwijderen, navigeert u naar de pagina 'Criteria definiëren' en klikt u voor de desbetreffende kolom op de knop 'Kolom verwijderen'.

  3. Gebruik de knoppen boven aan de grafiekweergavepagina om aanvullende grafiekinstellingen op te geven.
  4. Klik op de knop voor opnieuw tekenen om het effect van uw wijzigingen te bekijken.

    U kunt op elk moment op de knop voor opnieuw tekenen klikken om de grafiekweergave te vernieuwen.

  5. Als u wijzigingen ongedaan wilt maken en de oorspronkelijke grafiek wilt gebruiken, klikt u op 'Standaard herstellen'.
  6. Als u de grootte van de grafiek wilt aanpassen, gebruikt u de verticale en horizontale schuifbalken.
  7. Sla het rapport op.

Algemene grafiekeigenschappen opgeven in grafiekweergaven

U kunt algemene eigenschappen instellen voor de grafiek, zoals een titel en de weergave van gegevenslabels.

Gegevenslabels zijn standaard ingeschakeld voor de geselecteerde 2D-grafiektypen.

Bij de standaardinstellingen voor de grafiekgrootte worden alle elementen van de bestaande grafiek, waaronder de hoogte en de breedte, geschaald naar de beschikbare ruimte. De hoogte en breedte van de grafiek blijven in verhouding met elkaar wanneer de grootte van de grafiek wijzigt. De grootte van de grafiekelementen wordt automatisch aangepast. De aangepaste grootte is gebaseerd op de beschikbare ruimte in de grafiek. U kunt een vaste grootte voor de grafiek opgeven in het dialoogvenster 'Algemene grafiekeigenschappen'. Hierdoor worden de standaardinstellingen genegeerd.

OPMERKING: de grafiek kan aanzienlijk groter worden als het aantal items dat in kaart wordt gebracht, groeit.

Stel dat u bijvoorbeeld een rapport maakt om de verkoop van drie producten weer te geven. Vervolgens maakt u een grafiek van de resultaten waarin de productverkoop met drie kolommen wordt aangegeven. De grafiek neemt ongeveer 25 procent van de pagina in beslag. Als het rapport later wordt uitgevoerd en er worden zes producten geretourneerd, wordt de grafiek vergroot naar twee maal de oorspronkelijke breedte (of ongeveer 50 procent van de pagina), zodat de breedten van de afzonderlijke kolommen in de grafiek constant blijven.

De grootte van de grafiekelementen wordt aangepast, zodat ze in de grafiek passen. In het vorige voorbeeld neemt de grafiek dan nog steeds 25 procent van de pagina in beslag en wordt de grootte van de kolommen aangepast om in de beschikbare ruimte te passen.

Ga als volgt te werk om algemene eigenschappen voor een grafiekweergave in te stellen:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Algemene grafiekeigenschappen' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Selecteer de gewenste opties in het dialoogvenster 'Algemene grafiekeigenschappen' en klik op OK.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd. De grootte van de grafiek kan wijzigen afhankelijk van de gekozen opties.

De weergave van rasterlijnen in grafiekweergaven aanpassen

U kunt instellen of rasterlijnen in de grafiek worden weergegeven en kleuren voor de rasterlijnen opgeven.

De weergave van rasterlijnen in een grafiekweergave aanpassen

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Klik in het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' op het tabblad 'Rasterlijnen', selecteer de gewenste opties en klik op OK.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd.

De locatie van de legenda in grafiekweergave opgeven

U kunt de locatie van de legenda opgeven en opties instellen voor het aanpassen van de grootte van de legenda.

De locatie van de legenda in een grafiekweergave opgeven

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Klik in het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' op het tabblad voor legenda's, selecteer de gewenste opties en klik op OK.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd. De grootte van de grafiek kan wijzigen afhankelijk van de gekozen opties.

Kleuren voor de achtergrond, tekst en randen in de grafiekweergave instellen

U kunt de kleur voor de achtergrond, tekst en randen van een grafiek opgeven.

Ga als volgt te werk om de kleuren voor de achtergrond, tekst en randen in een grafiekweergave op te geven:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Klik in het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' op het tabblad voor randen en kleuren, selecteer de gewenste opties en klik op OK.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd.

Selecteren welke kolommen als assen worden weergegeven in de grafiekweergave

U kunt selecteren welke kolommen in de grafiek worden weergegeven en welke assen een representatie van deze kolommen vormen. In Oracle CRM On Demand Answers wordt een matrix met de relevante opties weergegeven. Links staat een lijst met de kolommen en bovenaan staat een lijst met de beschikbare astypen voor het grafiektype dat u gebruikt. U kunt ook aangeven of metinglabels moeten worden getoond voor feitelijke gegevens die op een as zijn uitgezet.

Welke assen beschikbaar zijn, hangt af van het grafiektype dat in de vervolgkeuzelijst 'Grafiek' is geselecteerd. De in grafiekweergaven gebruikte knoppen voor grafiekassen worden beschreven in de volgende tabel.

Knop voor grafiekas

As

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als niveau-as ingesteld voor spreidings- en ballondiagrammen.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als horizontale as ingesteld.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als verticale as ingesteld. Bij een radardiagram is dit de feitenas.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt aangegeven of de waarden van de geselecteerde kolom in de legenda van de grafiek moeten worden weergegeven.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als overlappende as ingesteld voor gecombineerde lijn-/staafdiagrammen.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als radiusas ingesteld voor ballondiagrammen.

Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

Hiermee wordt de geselecteerde kolom als taartwaarde-as ingesteld. Bij een radardiagram is dit de feitenas.

Selecteren welke kolommen als assen worden weergegeven in een grafiekweergave

  1. Schakel in het kolomgebied aan de linkerzijde van de grafiek het juiste selectievakje in voor de gewenste asknop om die kolom als overeenkomende as in de grafiek weer te geven.

    Welke asknoppen beschikbaar zijn, hangt af van het grafiektype dat in de vervolgkeuzelijst 'Grafiek' is geselecteerd.

  2. Als u een kolom wilt toevoegen aan de grafiek, klikt u op de kolom in het selectiegebied en stelt u de kolom in als as.

    Dit komt overeen met het toevoegen van de kolom aan het rapport op de pagina 'Criteria definiëren'.

  3. Klik op 'Opnieuw tekenen' om de grafiekweergave te vernieuwen.

Opties voor asschaling opgeven in de grafiekweergave

U kunt de aslimieten, de maatstreepjes, het schaaltype en de eigenschappen van schaalmarkeringen bepalen.

Ga als volgt te werk om opties voor asschaling voor een grafiekweergave op te geven:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster voor asschaling te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Selecteer de gewenste opties in het dialoogvenster voor asschaling en klik op OK.

    Voor grafieken met numerieke assen bepalen de instellingen van de asschalingsopties hoe de schaal wordt geselecteerd:

    • Wanneer u 'Standaard' selecteert, wordt de schaal automatisch geselecteerd door Oracle CRM On Demand Answers en wordt de as ingesteld op nul (0) voor positieve getallen.
    • Wanneer u de optie voor zoomen naar gegevensbereik selecteert, wordt de schaal automatisch geselecteerd door Oracle CRM On Demand Answers. Het waardebereik op de as wordt geëvalueerd en de juiste minimum- en maximumwaarden voor de schaal worden geselecteerd. Dit is handig voor het in kaart brengen van een set grote waarden die, uitgedrukt in percentages, slechts weinig van elkaar verschillen. Binnen de grafiek wordt ingezoomd op de waarden, zodat verschillen gemakkelijker kunnen worden onderscheiden.
    • U kunt ook handmatig de schalingswaarden voor de assen instellen op specifieke getallen.

      De grafiekweergave wordt vernieuwd. De grootte van de grafiek kan wijzigen afhankelijk van de gekozen opties.

Schaalmarkeringen bewerken in de grafiekweergave

Schaalmarkeringen zijn accentlijnen of gearceerde achtergrondbereikwaarden die belangrijke punten, drempels, bereikwaarden, enzovoort markeren. De lijnen of bereikwaarden kunnen op een of meer assen worden toegepast, afhankelijk van het type grafiek. Lijnen worden vóór de grafiekinformatie getoond, terwijl bereikwaarden op de achtergrond zichtbaar zijn.

OPMERKING: voor sommige grafiektypen, zoals taartdiagrammen, worden geen schaalmarkeringen gebruikt.

De volgende procedure bevat de algemene stappen om een schaalmarkering te bewerken.

Schaalmarkeringen bewerken in een grafiekweergave

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster voor asschaling te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Klik in het dialoogvenster voor asschaling op 'Schaalmarkeringen bewerken'.
  3. Klik in het dialoogvenster 'Schaalmarkeringen' op 'Toevoegen' om de eerste schaalmarkering toe te voegen en selecteer de gewenste opties voor de markering.

    Geavanceerde opties omvatten het instellen van de schaal op een statische waarde, een bepaalde kolomnaam of als resultaat van een SQL-query. Zie de volgende procedures voor meer informatie over de typen schaalmarkeringen en het gebruik van geavanceerde opties.

  4. Klik een aantal keer op 'OK' om de dialoogvensters te sluiten.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd. De grootte van de grafiek kan wijzigen afhankelijk van de gekozen opties.

Ga als volgt te werk om een lijnschaalmarkering te maken:

  1. Selecteer in het dialoogvenster 'Schaalmarkeringen' in het veld 'Type' de optie 'Lijn'.
  2. Voer in de derde kolom de lijnbreedte in.

    Deze waarde is de dikte van de lijn, uitgedrukt in pixels.

  3. Voer in de vierde kolom de positie van de lijn in.

    De positie geeft aan waar de lijn zich op de as bevindt. Als uw linkeras bijvoorbeeld waarden van 0 tot 100 bevat en u een positie van 40 opgeeft, ziet u een horizontale lijn die positie 40 op de verticale as doorkruist.

  4. Voer de kleur voor de lijn in.
  5. Voer een bijschrift voor de lijn in.

    Het bijschrift wordt weergegeven wanneer een gebruiker de muisaanwijzer op de lijn in de grafiek en in de legenda plaatst.

  6. Klik op 'OK'.

Ga als volgt te werk om een bereikschaalmarkering te maken:

  1. Selecteer in het dialoogvenster 'Schaalmarkeringen' in het veld 'Type' de optie 'Bereik'.
  2. Voer in de derde kolom de laagste waarde van het bereik in.
  3. Voer in de vierde kolom de hoogste waarde van het bereik in.

    OPMERKING: geef waarden op die op dezelfde as staan als het bereik. Als de linkeras bijvoorbeeld waarden van 0 tot 100 bevat en u 20 opgeeft voor de lage en 40 voor de hoge waarde, wordt de grafiekachtergrond weergegeven in de kleur die u opgeeft voor het bereik tussen deze waarden.

  4. Voer de kleur voor het bereik in.
  5. Voer een bijschrift voor het bereik in.

    Het bijschrift wordt in de legenda weergegeven.

  6. Klik op 'OK'.

Geavanceerde instellingen voor bereik- en lijnwaarden opgeven

De opties voor deze waarden zijn een statische waarde, een waarde afkomstig uit een kolom in het rapport of een waarde afgeleid uit een SQL-query.

Ga als volgt te werk om een geavanceerde instelling op te geven:

  1. Klik op de knop 'Eigenschappen' naast het veld waarvoor u de geavanceerde instelling wilt opgeven.
  2. Selecteer een van de volgende opties:
    • Statische waarde. Voer een numerieke verhoging in.
    • Variabele expressie. Deze optie is gebaseerd op de resulaten van een sessie en de bijbehorende presentatievariabelen. Deze optie is beperkt omdat de meeste sessie- of presentatievariabelen waarschijnlijk niet verwant zijn aan waarden in het diagram.
    • Kolomnaam. Selecteer een kolom om de verhoging op te baseren.
    • SQL-query. Deze optie is gebaseerd op de resultaten van een SQL-query. De resultaten kunnen als tabel worden weergegeven, maar alleen de waarde in de eerste rij en de eerste kolom wordt toegepast.
  3. Klik op 'OK'.

Astitels en labels opgeven in de grafiekweergave

Voor een grafiekweergave kunt u het volgende opgeven:

  • Of astitels en gegevenslabels onder aan en links van de grafiek worden weergegeven.
  • Of labels worden geroteerd zodat ze beter in de grafiek passen.
  • De maximumlengte van de labels.
  • De tekst voor het label, indien deze afwijkt van de standaardtekst.

OPMERKING: als u de grootte van een grafiek aanpast, kan de weergave van aslabels wijzigen.

Een astitel opgeven in een grafiekweergave

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Astitels en labels' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Selecteer de gewenste opties in het dialoogvenster 'Astitels en labels' en klik op OK.

    De grafiekweergave wordt vernieuwd.

    OPMERKING: wanneer u de limiet voor de labellengte instelt, geeft u het totaal aantal tekens op dat een label kan bevatten. Er wordt een weglatingsteken (…) weergegeven wanneer aanvullende tekens zijn weggelaten.

Actie opgeven voor wanneer een gebruiker op een grafiek klikt

Wanneer een gebruiker de grafiek bekijkt, kunt u opgeven welke interactie optreedt als de gebruiker op de grafiek klikt. U kunt kiezen uit de volgende typen interactie voor een grafiek:

  • Lager niveau. Hiermee kan de gebruiker op een lager niveau naar meer gedetailleerde informatie zoeken. Dit is de standaardinteractie als een pad voor zoeken op lager niveau automatisch is geconfigureerd. Als zo'n pad in eerste instantie niet beschikbaar is, kunt u met 'Navigeren' een aangepast pad maken.
  • Navigeren. Hiermee kan de gebruiker navigeren naar een ander opgeslagen rapport of dashboard.
  • Geen. Hiermee kan niet op een lager niveau worden gezocht of genavigeerd vanuit de grafiek.

Ga als volgt te werk om op te geven wat er gebeurt als een gebruiker op een grafiek klikt:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Klik in het dialoogvenster 'Aanvullende grafiekopties' op het tabblad 'Interactie' en selecteer de gewenste opties voor de interactie.
  3. Klik op 'OK'.

De weergave van een grafiekreeks opmaken

Met de opmaakopties voor grafiekreeksen kunnen gebruikers afzonderlijke reekscomponenten aanpassen, op basis van hun positie. Gebruikers kunnen de weergave van grafiekreeksen opmaken, zoals de kleur, lijnbreedte en lijnsymbolen.

Stel bijvoorbeeld dat in een gecombineerd lijn-/staafdiagram met twee gegevensreeksen de staaf positie 1 is en de lijn positie 2. Gebruikers kunnen de kleur van de staaf, de breedte van de lijn en het symbool voor de gegevenspunten wijzigen. Gebruikers kunnen ook op regels gebaseerde opmaak toepassen, bijvoorbeeld door een bepaalde kleur toe te passen wanneer de positie van de reeks gelijk is aan een opgegeven waarde.

Ga als volgt te werk om de weergave van een grafiekreeks op te maken:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster voor opmaak van reeks bepalen te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Voer in het dialoogvenster voor opmaak van reeks bepalen de gewenste opties in.

    De keuzes die in het dialoogvenster voor opmaak van reeks bepalen beschikbaar zijn, zijn afhankelijk van het grafiektype. Voer bijvoorbeeld een van de volgende taken uit:

    • Als u een reeks wilt aanpassen, schakelt u het selectievakje 'Standaardwaarde gebruiken' uit.
    • Als u een reeks wilt herstellen naar de standaardinstellingen, schakelt u het selectievakje 'Standaardwaarde gebruiken' weer in.
    • Als u een nieuw besturingselement voor opmaakreeksen wilt toevoegen, klikt u op de knop 'Toevoegen'. Zelfs als de huidige grafiek deze reeks niet gebruikt, wordt de nieuwe optie gebruikt wanneer het nodig is (bijvoorbeeld om op een lager niveau te zoeken).
    • Als u alle reeksen wilt herstellen naar de standaardwaarden, klikt u op de knop 'Alles wissen'.
    • Als u kleuren wilt wijzigen, klikt u op het kleurenvak om het dialoogvenster 'Kleurkiezer' te openen.
    • Als u andere reekskenmerken wilt wijzigen, klikt u op het gewenste tabblad en selecteert u de staaf- of lijnkenmerken.
  3. Klik op 'OK'.

Selecties instellen voor gegevenslabels in taartdiagrammen

Gegevenslabels worden weergegeven wanneer een gebruiker de muisaanwijzer op een element in het taartdiagram plaatst. U kunt opgeven hoe waarden worden weergegeven en wat er in de gegevenslabels staat. U kunt waarden laten tonen als percentages van het totaal of als werkelijke waarden. In gegevenslabels kan alleen de waarde of de naam worden weergegeven, maar ze kunnen ook allebei worden weergegeven.

Afhankelijk van de geselecteerde opties wordt mogelijk de grootte van de grafiek aangepast om alle gegevenslabels te tonen.

Ga als volgt te werk om opties te selecteren voor gegevenslabels in taartdiagrammen:

  1. Klik op de volgende knop boven aan de grafiekweergavepagina om het dialoogvenster voor speciale opties voor grafiektypen te openen:

    Ingesloten pictogramsjabloon OnDemand

  2. Selecteer in het dialoogvenster voor speciale opties voor grafiektypen de gewenste opties voor de waarde en het gegevenslabel. Klik vervolgens op 'OK'.

Gepubliceerd op oktober 2016 Copyright © 2005, 2016, Oracle. Alle rechten voorbehouden. Legal Notices.