Afdrukken      PDF-versie openen van online-help


Vorig onderwerp

Volgend onderwerp

Filters opgeven voor ingesloten rapporten en dashboards

U kunt rapporten en dashboards (alleen uit de V3-catalogus) in aangepaste webapplets en webtabbladen insluiten. U kunt webkoppelingsvelden ook zo configureren dat rapporten en dashboards uit de V3-catalogus worden geopend.

OPMERKING: zie Rapporten en dashboards insluiten in Oracle CRM On Demand voor informatie over de catalogi (V2 en V3) voor rapporten en dashboards.

Wanneer u aangepaste webapplets, webtabbladen of webkoppelingen van het type 'Rapport' of 'Dashboard' maakt, kunt u filters opgeven die tijdens runtime worden toegepast. Bij een dashboard zijn de filters die u opgeeft van toepassing op alle rapporten in het dashboard. U kunt voor een rapport of dashboard maximaal zes filters opgeven.

OPMERKING: de kolommen die u in de filters opgeeft, moeten zijn opgenomen in het rapport en het filter op de kolommen moet worden ingesteld op "wordt gevraagd". Anders wordt het filter dat u in een webapplet, webtabblad of webkoppeling opgeeft, niet toegepast wanneer het rapport wordt uitgevoerd.

P0-parameter

In de P0-parameter geeft u aan het begin van de parametertekenreeks het aantal filters op dat u wilt instellen. Geldige waarden voor de P0-parameter zijn 1 t/m 6. De P0-parameter kan slechts één keer in de parametertekenreeks worden gebruikt.

Filterparameters

Bij elk filter worden drie parameters gebruikt: operator, kolom en waarde. De parameters moeten in die volgorde worden opgegeven. U geeft het eerste filter in parameters P1-P3 op en volgende filters in sets van drie parameters, namelijk P4-P6, P7-P9, P10-P12, P13-P15 en P16-P18. Gebruik een en-teken (&) om de parameters van elkaar te scheiden. Elke parameter kan slechts eenmaal in de parametertekenreeks worden gebruikt.

Syntaxis

Voor een enkel filter is de syntaxis als volgt:

P0=1&P1=operator&P2=kolom&P3=waarde

Als u extra filters wilt opgeven, voegt u parameters P4-P6, P7-P9 enzovoort toe en verhoogt u de waarde van de P0-parameter zodat deze overeenkomt met het aantal filters dat u toevoegt. Voor twee filters is de syntaxis dus als volgt:

P0=2&P1=operator&P2=kolom&P3=waarde&P4=operator&P5=kolom&P6=waarde

In de volgende secties worden de operator-, kolom- en waardeparameter beschreven waaruit een filter bestaat.

Operator

De operator wordt opgegeven in de eerste van de drie parameters voor een filter. In de volgende lijst staan de operators die u kunt gebruiken.

Operator

Omschrijving

eq

Gelijk aan of in

neq

Niet gelijk aan of niet in

lt

Kleiner dan

gt

Groter dan

ge

Groter dan of gelijk aan

le

Kleiner dan of gelijk aan

bwith

Begint met

ewith

Eindigt met

cany

Bevat een van. De waardeparameter kan meerdere waarden bevatten, van elkaar gescheiden door een plusteken (+), en het aantal waarden moet worden opgegeven. Voor het vinden van verkoopregio 1, 3 en 5 (dat wil zeggen, drie regio's) is de syntaxis bijvoorbeeld:

&P1=cany&P2=Verkoop.Regio&P3=3+1+3+5

call

Bevat alle. De waardeparameter kan meerdere waarden bevatten, van elkaar gescheiden door een plusteken (+), en het aantal waarden moet worden opgegeven.

like

Lijkt op. De waardeparameter moet een waarde bevatten en de waardetekenreeks moet eindigen met het jokerteken % (procentteken). Voor het vinden van accountnamen die op Acme lijken, is de syntaxis bijvoorbeeld:

&P1=like&P2=Account.Naam&P3=Acme%

top

Bovenste n items. Voor het vinden van de 6 hoogste verkoopomzetten is de syntaxis bijvoorbeeld:

&P1=top&P2=Verkoop.Omzet&P3=6

bottom

Onderste n items. Voor het vinden van de 4 laagste verkoopomzetten is de syntaxis bijvoorbeeld:

&P1=bottom&P2=Verkoop.Omzet&P3=4

bet

Tussen. De waardeparameter moet twee waarden bevatten, gescheiden door een plusteken (+), en het aantal waarden moet worden opgegeven. Als u bijvoorbeeld wilt filteren op verkoopregio's tussen regio 3 en 7, gebruikt u de syntaxis:

&P1=bet&P2=Verkoop.Regio&P3=2+3+7

null

is NULL. De waardeparameter moet 0 (nul) zijn of moet worden weggelaten.

nnull

is niet NULL. De waardeparameter moet 0 (nul) zijn of moet worden weggelaten.

Kolom

De kolom die moet worden gefilterd, wordt opgegeven in de tweede parameter van de drie parameters voor een filter. Bedenk bij het opgeven van de kolom het volgende:

  • Geef de tabelnaam en de kolomnaam op, gescheiden door een punt (.), zoals u in de volgende voorbeelden kunt zien waarin het veld 'Naam' uit de tabel 'Account' wordt opgegeven:

    Account.Naam

  • Als de tabelnaam of de kolomnaam een spatie bevat, zet u de naam tussen dubbele aanhalingstekens, zoals in het volgende voorbeeld wordt getoond:

    "Statistieken activiteit"."Aantal activiteiten"

  • Gebruik de oorspronkelijke kolomnamen, niet de weergavenamen.

Waarde

De waarde wordt opgegeven in de derde van de drie parameters voor een filter. U kunt een waarde direct opgeven of u kunt als volgt een veld als een parameter opgeven:

  • Als u een gebruikersveld of systeemveld in een filterparameter wilt opnemen, plaatst u de cursor in het veld 'Parameters' op de positie waar u de parameter wilt toevoegen en selecteert u vervolgens in de lijst 'Gebruikers- en systeemvelden' het veld dat u wilt opnemen.

    Zie Gebruikers- en systeemvelden voor informatie over de gebruikersvelden en systeemvelden die u in de parameters kunt gebruiken.

  • (Alleen webapplets voor gegevenspagina's van recordtypen, en webkoppelingen) Als u een veld van het type record wilt opnemen in een filterparameter, plaatst u de cursor in het veld 'Parameters' op de positie waar u het veld wilt toevoegen en selecteert u het veld vervolgens in de lijst 'Velden van het type record', waarbij type record de naam is van het recordtype waarvoor u de applet maakt.

Als u bijvoorbeeld het veld 'Rij-ID' in de lijst 'Velden van het type record' selecteert, wordt '%%%Row_Id%%%' ingevoegd. Tijdens runtime wordt '%%%Row_Id%%%' vervangen door de rij-ID van de huidige record.

OPMERKING: de URL voor een rapport of dashboard wordt tijdens runtime gegenereerd. De lengte van de URL voor het rapport of dashboard varieert, afhankelijk van de waarden die tijdens runtime voor de rapportfilters aan de URL worden doorgegeven. Elke browser heeft een maximumlengte voor URL's. Als de URL voor een rapport of dashboard deze lengte overschrijdt, vertoont de browser mogelijk onverwacht gedrag wanneer gebruikers het desbetreffende rapport of dashboard proberen te bekijken.


Gepubliceerd op september 2017 Copyright © 2005, 2017, Oracle. Alle rechten voorbehouden. Legal Notices.