Analytics > Designing an Analysis > Stap 1: criteria definiëren > Kolomeigenschappen bewerken
Kolomeigenschappen bewerken
U kunt de eigenschappen voor een kolom bewerken om de weergave en lay-out van een kolom en de inhoud ervan aan te passen. U kunt ook opgeven dat opmaak alleen wordt toegepast als de inhoud van de kolom aan bepaalde condities voldoet. De selecties voor een kolom gelden standaard alleen voor het huidige rapport.
De weergave van kolominhoud bewerken
De standaardweergave van kolominhoud in resultaten is gebaseerd op trapsgewijze stijlpagina's en XML-berichtbestanden. Gebruik het tabblad 'Stijl' van het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' om verschillende standaardinstellingen te negeren, zoals het lettertype en de lettergrootte die worden gebruikt. Uw selecties gelden alleen voor de inhoud van de kolom van het rapport waarmee u werkt.
Ga als volgt te werk om de weergave van kolominhoud te bewerken:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Stijl'.
- Stel de gewenste opmaakopties in voor lettertype, cellen, randen, afbeeldingen en geavanceerde stijl.
Zie 'Kolominhoud opmaken' in dit onderwerp voor meer informatie.
- Op het tabblad 'Gegevensopmaak' kunt u aanpassen hoe gegevens worden weergegeven door het selectievakje 'Standaardgegevensopmaak negeren' in te schakelen.
Met deze optie kunt u de standaardweergavekenmerken negeren. De weergegeven opties hangen af van het gegevenstype. Als de kolom bijvoorbeeld numerieke gegevens bevat, kunt u selecteren hoe de getallen moeten worden verwerkt, bijvoorbeeld als percentages, maandnamen of datums. U kunt bepalen hoeveel cijfers en decimalen worden weergegeven en hoe negatieve getallen worden weergegeven. Verder kunt u aangeven welk scheidingsteken wordt gebruikt voor duizendtallen. Als de kolom tekst bevat, kunt u selecteren hoe de tekst moet worden verwerkt, bijvoorbeeld als onbewerkte tekst, HTML of een koppeling. Het tekstvak 'Aangepaste tekstopmaak' bevat op basis van uw selectie de toepasselijke HTML-tekenreeks die wordt gebruikt om de gegevens weer te geven.
Als u een aangepaste opmaak voor tekst wilt gebruiken, selecteert u 'Aangepaste tekstopmaak' in de vervolgkeuzelijst 'Tekst behandelen als' en voert u de gewenste opmaak in. U kunt HTML-oproepen invoeren die speciale opmaak bieden. U kunt ook geldige HTML-tekenreeksen invoeren, zoals JavaScript, VBScript, enzovoort.
In het volgende voorbeeld wordt met HTML de kolombreedte en -hoogte in (draai)tabellen ingesteld. In het voorbeeld betekent de tekst html tussen haken ([html]) dat HTML moet worden gebruikt en geeft het apenstaartje (@) de dynamische inhoud van de kolom aan.
[html]<span style="width:200px" style="height:50px">@</span>
Als u geen HTML, JavaScript, VBScript, enzovoort kent, kunt u documentatie hierover van derden raadplegen.
Als u een aangepaste numerieke notatie wilt maken, kunt u het getalteken (#) gebruiken om significante cijfers op te nemen en het getal nul (0) om het opgegeven aantal cijfers op te nemen, zelfs als het getal niet zoveel gegevens bevat. Hier volgen enkele voorbeelden:
Als u ##,# opgeeft, wordt 12,34 als 12,3 weergegeven.
Als u ##,000 opgeeft, wordt 12,34 als 12,340 weergegeven.
- Klik op 'OK' als u klaar bent.
De lay-out van kolominhoud bewerken
Gebruik het tabblad 'Kolomopmaak' van het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' om de volgende taken uit te voeren:
- Opgeven of de kolom wordt weergegeven in de resultaten.
Kolommen zijn standaard zichtbaar in de resultaten. U kunt echter een kolom in uw rapport gebruiken die u niet in de resultaten wilt weergeven, zoals een kolom dat u gebruikt bij het maken van een filter.
- Alternatieve tabel- en kolomkoppen toewijzen en hierop aangepaste opmaak toepassen.
- De weergave van dubbele gegevens beheren, zoals herhaalde kolomwaarden.
De gegevens in een kolom van een tabel kunnen worden herhaald in relatie tot rijen in andere kolommen van de tabel. Als een kolom bijvoorbeeld klantnamen bevat en een andere kolom de regio's waarin deze klanten zich bevinden, kunnen de regiogegevens voor elke klantenrij worden herhaald. U kunt dubbele gegevens slechts eenmaal weergeven, of u kunt deze gegevens voor elke rij weergeven. Als u herhaalde of dubbele gegevens slechts eenmaal weergeeft, is een tabel eenvoudiger te lezen en worden kenmerken van die gegevens duidelijker zichtbaar.
- Opgeven welke interactie moet optreden wanneer gebruikers met de resultaten werken, bijvoorbeeld navigatie naar een ander rapport.
U kunt ook functies en conditionele expressies gebruiken om resultaten op verschillende manier op te maken.
Uw selecties gelden alleen voor de inhoud van de kolom van het rapport waarmee u werkt.
Ga als volgt te werk om een kolom in de resultaten te verbergen:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
- Schakel het selectievakje 'Deze kolom verbergen' in als het nog niet is geselecteerd.
Ga als volgt te werk om aangepaste tabel- en kolomkoppen te maken:
- Klik op 'Criteria definiëren'.
- Klik op de knop 'Kolomeigenschappen' voor de kolom.
Als u resultaten hebt gecombineerd van meerdere rapporten, vindt u de knop 'Kolomeigenschappen' op het niveau van de resultatenkolom. Zie Resultaten van meerdere rapporten combineren met setbewerkingen voor meer informatie over rapporten.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
- Schakel in het gebied 'Koppen' het selectievakje 'Aangepaste koppen' in.
Hierdoor kunt u de tekst en opmaak van de kop wijzigen.
- Als u de tekst van de tabel of kolomkop wilt wijzigen, voert u een nieuwe kop in het betreffende tekstvak in.
In dit rapport wordt dan deze kop gebruikt, in plaats van de standaardkop.
OPMERKING: u kunt ook navigatie naar andere rapporten opgeven in het gebied 'Interactie kolomkoppen'.
- Klik op de knop 'Opmaak bewerken' naast het tekstvak om de opmaak van de tabel- of kolomkop te wijzigen.
Het dialoogvenster 'Opmaak bewerken' wordt weergegeven.
Stel de gewenste opmaakopties in voor lettertype, cellen, randen, afbeeldingen en geavanceerde stijl. Zie 'Kolominhoud opmaken' hierna voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om dubbele gegevens te onderdrukken:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
- Selecteer de betreffende optie in het gebied 'Waarde onderdrukken':
- Selecteer 'Onderdrukken' om herhaalde gegevens slechts eenmaal te tonen en dubbele rijen te onderdrukken.
- Selecteer 'Herhalen' om herhaalde gegevens voor elke rij te tonen.
- Selecteer 'Standaard' om de standaardweergavekenmerken te behouden.
Ga als volgt te werk om de interactie op te geven wanneer gebruikers op de kolom klikken:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
- Selecteer de betreffende optie in het gebied 'Interactie kolomkoppen' om op te geven wat er gebeurt wanneer gebruikers op de kolom klikken:
- Standaard: hierdoor wordt de standaardinteractie hersteld.
- Lager niveau: hierdoor kunt u naar een lager niveau gaan, zodat u meer informatie kunt bekijken.
- Navigeren: hierdoor wordt navigatie naar andere analysen mogelijk. Klik op de knop 'Navigatiedoel toevoegen', blader naar een doelrapport of -dashboard, klik op 'OK' en voer een bijschrift voor het doel in het tekstvak 'Bijschrift' in. Herhaal deze stap voor elk navigatiedoel dat u wilt toevoegen. Klik op de knop 'Verwijderen' naast het tekstvak 'Bijschrift' als u het navigatiedoel wilt verwijderen.
- Geen interactie: hierdoor kunt u niet naar een lager niveau gaan of navigeren. Interacties worden afzonderlijk gedefinieerd voor kolomkoppen en gegevens in een kolom.
Ga als volgt te werk om op te geven wat er gebeurt wanneer gebruikers op een waarde klikken:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
- Selecteer de betreffende optie in het gebied 'Interactie waarden' om op te geven wat er gebeurt wanneer gebruikers op een waarde klikken:
- Standaard: hierdoor wordt de standaardinteractie hersteld.
- Lager niveau: hierdoor kunt u naar een lager niveau gaan, zodat u meer informatie kunt bekijken.
- Navigeren: hierdoor wordt navigatie naar andere analysen mogelijk. Klik op de knop 'Navigatiedoel toevoegen', blader naar een doelrapport of -dashboard, klik op 'OK' en voer een bijschrift voor het doel in het tekstvak 'Bijschrift' in. Herhaal deze stap voor elk navigatiedoel dat u wilt toevoegen. Klik op de knop 'Verwijderen' naast het tekstvak 'Bijschrift' als u het navigatiedoel wilt verwijderen.
- Geen interactie: hierdoor kunt u niet naar een lager niveau gaan of navigeren. Interacties worden afzonderlijk gedefinieerd voor kolomkoppen en gegevens in een kolom.
Conditionele opmaak toepassen op kolominhoud
Gebruik conditionele opmaak in tabellen en draaitabellen om direct aandacht te vestigen op een gegevenselement als dit aan een bepaalde conditie voldoet. U kunt bijvoorbeeld hoge cijfers voor verkoopopbrengsten in een bepaalde kleur weergeven of een afbeelding als een soort trofee weergeven naast de naam van elke verkoper die een omzet met een bepaald percentage heeft overtroffen.
Selecteer hiervoor een of meer kolommen in het te gebruiken rapport, geef de conditie op waaraan moet worden voldaan en kies de opties voor lettertype, cel, rand en stijlpagina die worden toegepast als aan de conditie wordt voldaan. De conditionele opmaak kan kleuren, lettertypen, afbeeldingen, enzovoort omvatten voor de gegevens en de tabelcel die de gegevens bevat. De stappen voor het opgeven van een conditie komen sterk overeen met die voor het maken van filters.
U kunt meerdere condities toevoegen, zodat de gegevens en de tabelcel met verschillende opmaken worden weergegeven, afhankelijk van de waarde van de gegevens. U kunt bijvoorbeeld een lage omzet met een bepaalde kleur weergeven en een hoge omzet met een andere kleur.
Er bestaan enkele subtiele verschillen in de conditionele opmaak voor traditionele tabellen en draaitabellen. Conditionele opmaken waarmee een kolom wordt opgemaakt op basis van de waarde van een andere kolom, ziet u niet terug in een draaitabel, maar wel in een standaardtabel. Als u bijvoorbeeld de kleur van een regionaam instelt op basis van de verkoop in die regio, heeft dit geen effect in een draaitabel. Als u echter de kleur van verkoopgegevens instelt op basis van de waarde van de verkoopgegevens, ziet u dit terug in een draaitabel, net als het instellen van de kleur van de regionaam op basis van de werkelijke naam (bijvoorbeeld de weergave van een waarde van een Aziatische regio in een vetgedrukte kleur).
OPMERKING: in draaitabellen worden condities geëvalueerd volgens de waarde zoals die wordt berekend of samengevoegd door de draaitabel. Conditionele opmaak wordt toegepast op basis van de onderliggende waarde, zelfs als u de optie 'Weergeven als' selecteert om de gegevens als percentages of indexen te tonen.
Uw selecties gelden alleen voor de inhoud van de kolom van het rapport waarmee u werkt.
Ga als volgt te werk om conditionele opmaak toe te voegen aan een kolom in een rapport:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad voor conditionele opmaak.
- Klik op de knop 'Conditie toevoegen' en selecteer de gewenste kolom in het rapport dat u wilt gebruiken voor de conditie.
Het dialoogvenster 'Filter maken/bewerken' wordt geopend. Selecteer de operator en waarde voor de conditie.
OPMERKING: wanneer u het dialoogvenster 'Filter maken/bewerken' opent vanuit het tabblad 'Conditionele opmaak', bevat het dialoogvenster alleen opties die van toepassing zijn op conditionele opmaak. De vervolgkeuzelijst 'Operator' bevat bijvoorbeeld een subset van operatoren die worden gebruikt in conditionele opmaken.
- Klik op 'OK' in het dialoogvenster 'Filter maken/bewerken'.
Het dialoogvenster 'Opmaak bewerken' wordt weergegeven.
- Stel de gewenste opmaakopties in voor lettertype, cellen, randen, afbeeldingen en geavanceerde stijl.
Zie 'Kolominhoud opmaken' in dit onderwerp voor meer informatie.
OPMERKING: als u een afbeelding opgeeft als deel van de conditionele opmaak, wordt deze alleen conditioneel in de resultaten weergegeven.
- Klik op 'OK' wanneer u klaar bent om terug te gaan naar het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen'.
Het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' toont de conditie en de conditionele opmaak die moeten worden toegepast.
Kolommen worden geëvalueerd in de volgorde waarin ze worden weergegeven.
- Als u een kolom opnieuw wilt ordenen, klikt u op de knoppen 'Omhoog' of 'Omlaag'.
- Als u een kolom uit de conditie wilt verwijderen, klikt u op de knop 'Verwijderen'.
- Als u een kolom of een conditionele opmaak wilt bewerken, klikt u erop.
- U kunt een andere conditie opgeven die u wilt opnemen of op 'OK' klikken als u klaar bent.
In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe u conditionele opmaak kunt toepassen op resultaten.
Stel dat een rapport tien classificatiecategorieën bevat met een waarde van 1 in de kolom met de slechtste classificatie en een waarde van 10 voor de beste classificatie. U kunt conditionele opmaak toepassen om het volgende te tonen:
- Een afbeelding om een lage classificatie aan te geven voor kolommen die de waarde 1, 2 of 3 bevatten.
- Een andere afbeelding om een gemiddelde classificatie aan te geven voor kolommen die de waarde 4, 5, 6 of 7 bevatten.
- Een derde afbeelding om een hoge classificatie aan te geven voor kolommen die de waarde 8, 9 of 10 bevatten.
Selecteer in het dialoogvenster 'Afbeeldingen' de optie 'Alleen afbeeldingen'. In de resultatenweergave worden de kolommen dan alleen met de afbeeldingen weergegeven, niet met de classificatienummers.
Kolominhoud opmaken
U kunt in het dialoogvenster 'Opmaak bewerken' (en op het tabblad 'Stijl' van het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen') opmaakopties voor lettertype, cellen, randen en geavanceerde stijl selecteren voor kolomgegevens die worden weergegeven in een cel in tabelindeling, zoals een tabel of draaitabel. U kunt ook instellingen selecteren voor (draai)tabelkoppen.
Als u de standaardopmaakeigenschappen voor een kolom negeert, zijn uw selecties statisch. Als u eigenschappen voor conditionele opmaak voor een kolom opgeeft, gelden uw selecties alleen wanneer aan de conditie is voldaan.
Ga als volgt te werk om het dialoogvenster 'Opmaak bewerken' of het tabblad 'Stijl' van het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' te gebruiken:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' van de kolom.
- Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Stijl'.
- Selecteer in het gebied 'Lettertype' de gewenste opties voor lettertypefamilie, grootte, kleur, stijl (bijvoorbeeld vet) en effecten die u wilt toepassen (bijvoorbeeld onderstrepen).
- Selecteer in het gebied 'Cel' de gewenste opties voor uitlijning, achtergrondkleur en een afbeelding die in de cel wordt weergegeven.
- De selecties voor horizontale en verticale uitlijning komen overeen met opties voor tekstuitlijning in tekstverwerkers. Verticale uitlijning heeft geen effect, tenzij de kolom meerdere rijen van andere kolommen omspant.
Voor horizontale uitlijning:
Selecteer 'Links' om de gegevens links uit te lijnen. Dit is de meest gebruikte uitlijningsoptie voor tekstgegevens. Selecteer 'Rechts' om de gegevens rechts uit te lijnen. Dit is de meest gebruikte uitlijningsoptie voor numerieke gegevens. Selecteer 'Gecentreerd' om de gegevens te centreren. Als u de standaardgegevensuitlijning van de kolom wilt behouden, selecteert u 'Standaard'.
Voor verticale uitlijning:
Selecteer 'Boven' om de gegevens boven in de tabelcel uit te lijnen. Selecteer 'Onder' om de gegevens onder in de tabelcel uit te lijnen. Selecteer 'Gecentreerd' om de gegevens in het midden van de tabelcel uit te lijnen. Als u de verticale standaarduitlijning van de kolom wilt behouden, selecteert u 'Standaard'.
- Klik op de knop 'Afbeelding' om het dialoogvenster 'Afbeelding' te openen.
- Selecteer de optie 'Geen afbeelding' als u geen afbeelding wilt opnemen.
- Als u een aangepaste afbeelding wilt opnemen, selecteert u de optie 'Aangepaste afbeelding' en geeft u het juiste pad op in het tekstvak. Kies een afbeelding die toegankelijk is voor alle gebruikers die de resultaten zullen bekijken. U kunt aangepaste afbeeldingen voor resultaten met of zonder condities gebruiken.
- Als u een afbeelding wilt opnemen, gebruikt u het selectievenster voor afbeeldingen. Het venster bevat afbeeldingen die handig zijn voor conditionele opmaak, zoals meters en trendpijlen. Het linkerpaneel bevat afbeeldingscategorieën. Klik op een afbeeldingscategorie om de afbeeldingen in de categorie weer te geven in het rechterpaneel. Kies de gewenste afbeelding door het selectierondje naast de afbeelding te selecteren.
- Geef de locatie van de afbeelding binnen de cel op door een optie te kiezen uit de vervolgkeuzelijst 'Positie afbeelding':
Standaard: hierdoor worden afbeeldingen op de standaardpositie weergegeven, doorgaans links van de kolomgegevens of kolomkop.
Afbeeldingen links: hierdoor worden afbeeldingen links van de kolomgegevens of kolomkop weergegeven.
Afbeeldingen rechts: hierdoor worden afbeeldingen rechts van de kolomgegevens of kolomkop weergegeven.
Alleen afbeeldingen: hierdoor wordt alleen de afbeelding weergegeven, geen kolomgegevens of kolomkop.
- Selecteer in het gebied 'Rand' de gewenste opties voor de positie, kleur en stijl van de celrand.
- Selecteer in het gebied 'Aanvullende opmaakopties' de gewenste kolomopties voor breedte, hoogte, inspringing (links opvullen), rechts opvullen, boven opvullen en onder opvullen.
- U kunt in het gebied 'Aangepaste opties voor CSS-stijlen (alleen HTML)' de stijl- en klassenelementen negeren die in de stijlpagina's van zijn opgegeven. Deze voorziening is bedoeld voor gebruikers die ervaring hebben met trapsgewijze stijlpagina's.
- Vouw het gebied 'Aangepaste opties voor CSS-stijlen (alleen HTML)' uit door op het plusteken te klikken.
- Klik op het selectievakje naast de instellingen die u wilt gebruiken en geef vervolgens de locatie van de klasse, stijl of stijlpagina op.
Voor de optie 'Aangepaste CSS-stijl gebruiken' kunt u bijvoorbeeld geldige CSS-stijlkenmerken gescheiden door puntkomma's invoeren, zoals:
text-align:center;color:red
- Klik op 'OK' als u klaar bent om het dialoogvenster te sluiten.
Aangepaste tekenreeksen voor datum-/tijdnotatie gebruiken
Aangepaste tekenreeksen voor datum-/tijdnotatie bieden aanvullende opties voor de opmaak van kolommen die tijdstempels, datums en tijden bevatten.
Ga als volgt te werk om een aangepaste tekenreeks voor datum-/tijdnotatie in te voeren:
- Klik op de pagina 'Criteria definiëren' op de knop 'Kolomeigenschappen' voor een kolom die een tijdstempel, datum of tijd bevat.
- Selecteer in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' de volgende optie in het gebied 'Gegevensindeling': 'Standaardgegevensopmaak negeren'.
- Selecteer 'Aangepast' in de vervolgkeuzelijst in het veld 'Datumnotatie'.
- Typ in het veld 'Aangepaste datumnotatie' de tekenreeks voor de aangepaste notatie exact zoals in de volgende tabellen wordt aangegeven, inclusief linker- en rechterhaken ([ ]).
OPMERKING: u moet de tekenreeks voor de aangepaste notatie in het veld 'Aangepaste datumnotatie' typen. U kunt geen tekenreeksen voor aangepaste notatie kiezen in de vervolgkeuzelijst.
Algemene tekenreeksen voor aangepaste notatie
In de volgende tabel worden enkele algemene tekenreeksen voor aangepaste notatie beschreven en welke resultaten ze hebben. Het is bij deze tekenreeksen mogelijk datum-/tijdvelden weer te geven in de landinstelling van de gebruiker.
Algemene tekenreeks voor notatie
|
Resultaat
|
[FMT:dateShort]
|
Hiermee wordt de datum opgemaakt met de korte datumnotatie van de landinstelling. U kunt ook [FMT:date] typen.
|
[FMT:dateLong]
|
Hiermee wordt de datum opgemaakt met de lange datumnotatie van de landinstelling.
|
[FMT:dateInput]
|
Hiermee wordt de datum opgemaakt met een notatie die wordt geaccepteerd bij invoer terug in het systeem.
|
[FMT:time]
|
Hiermee wordt de tijd opgemaakt met de tijdnotatie van de landinstelling.
|
[FMT:timeHourMin]
|
Hiermee wordt de tijd opgemaakt met de tijdnotatie van de landinstelling, maar worden seconden weggelaten.
|
[FMT:timeInput]
|
Hiermee wordt de tijd opgemaakt met een notatie die wordt geaccepteerd bij invoer terug in het systeem.
|
[FMT:timeInputHourMin]
|
Hiermee wordt de tijd opgemaakt met een notatie die wordt geaccepteerd bij invoer terug in het systeem, maar worden seconden weggelaten.
|
[FMT:timeStampShort]
|
Overeenkomstig aan [FMT:dateShort] [FMT:time]. Hiermee wordt de datum opgemaakt met de korte datumnotatie van de landinstelling en wordt de tijd opgemaakt met de tijdnotatie van de landinstelling. U kunt ook [FMT:timeStamp] typen.
|
[FMT:timeStampLong]
|
Overeenkomstig aan [FMT:dateLong] [FMT:time]. Hiermee wordt de datum opgemaakt met de lange datumnotatie van de landinstelling en wordt de tijd opgemaakt met de tijdnotatie van de landinstelling.
|
[FMT:timeStampInput]
|
Overeenkomstig aan [FMT:dateInput] [FMT:timeInput]. Hiermee worden de datum en tijd opgemaakt met een notatie die wordt geaccepteerd bij invoer terug in het systeem.
|
[FMT:timeHour]
|
Hiermee wordt het urenveld alleen opgemaakt met de notatie van de landinstelling, bijvoorbeeld 8 PM.
|
ODBC-tekenreeksen voor aangepaste notatie
In de volgende tabel worden de ODBC-tekenreeksen voor aangepaste notatie beschreven en welke resultaten ze hebben. Hierbij worden datum-/tijdvelden weergegeven volgens de ODBC-standaard.
Tekenreeks voor ODBC-notatie
|
Resultaat
|
[FMT:dateODBC]
|
Hiermee wordt de datum opgemaakt met de standaard-ODBC-notatie jjjj-mm-dd (4 cijfers voor het jaar, 2 cijfers voor de maand en 2 cijfers voor de dag).
|
[FMT:timeODBC]
|
Hiermee wordt de tijd opgemaakt met de standaard-ODBC-notatie uu:mm:ss (2 cijfers voor het uur, 2 cijfers voor de minuten en 2 cijfers voor de seconden).
|
[FMT:timeStampODBC]
|
Overeenkomstig aan [FMT:dateODBC] [FMT:timeStampODBC]. Hiermee wordt de datum opgemaakt met de notatie jjjj-mm-dd en de tijd met de notatie uu:mm:ss.
|
[FMT:dateTyped]
|
Hiermee wordt de datum eerst met woorden weergegeven en vervolgens met de standaard-ODBC-notatie jjjj-mm-dd. De datum staat tussen enkele aanhalingstekens (‘).
|
[FMT:timeTyped]
|
Hiermee wordt de tijd eerst met woorden weergegeven en vervolgens met de standaard-ODBC-notatie uu:mm:ss. De tijd staat tussen enkele aanhalingstekens (‘).
|
[FMT:timeStampTyped]
|
Hiermee wordt de tijdstempel eerst met woorden weergegeven en vervolgens met de standaard-ODBC-notatie jjjj-mm-dd uu:mm:ss. De tijdstempel staat tussen enkele aanhalingstekens (‘).
|
Tekenreeksen voor aangepaste notatie voor integrale velden
In de volgende tabel worden tekenreeksen voor aangepaste notatie beschreven die beschikbaar zijn bij gebruik van integrale velden. Het is bij deze tekenreeksen mogelijk de namen van maanden en dagen weer te geven in de landinstelling van de gebruiker.
Integrale velden bevatten gehele getallen die de maanden van het jaar of de dagen van de week vertegenwoordigen. Bij de maanden staat 1 voor januari, 2 voor februari, enzovoort met 12 voor december. Bij de dagen van de week staat 1 voor zondag, 2 voor maandag, enzovoort met 7 voor zaterdag.
Tekenreeks voor notatie in integraal veld
|
Resultaat
|
[MMM]
|
Hiermee wordt de afgekorte maandnaam in de landinstelling van de gebruiker weergegeven.
|
[MMMM]
|
Hiermee wordt de volledige maandnaam in de landinstelling van de gebruiker weergegeven.
|
[DDD]
|
Hiermee wordt de afgekorte weekdag in de landinstelling van de gebruiker weergegeven.
|
[DDDD]
|
Hiermee wordt de volledige weekdag in de landinstelling van de gebruiker weergegeven.
|
Tekenreeksen voor aangepaste notatie voor conversie in uren
De volgende tabel bevat tekenreeksen voor aangepaste notatie die kunnen worden gebruikt om gegevens in uren op te maken. Deze tekenreeksen kunnen worden gebruikt voor de volgende soorten velden:
- Velden met gehele getallen of decimale getallen die de tijd vertegenwoordigen die is verstreken sinds het begin van de dag (12:00 AM).
- Velden met uitvoer in de notatie [FMT:timeHour]. (Deze notatie toont het urenveld alleen in de landinstelling van de gebruiker, bijvoorbeeld 8 PM.)
Tekenreeks voor notatie van gegevensconversie
|
Resultaat
|
[FMT:timeHour]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal uren aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. Het aantal uren wordt opgemaakt met de notatie uu, waarbij uu het aantal uren is. Delen van waarden worden weggelaten. De waarde 2 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 2 AM en de waarde 12,24 als 12 PM.
|
[FMT:timeHour(min)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal minuten aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. Het aantal minuten wordt opgemaakt met de notatie uu, waarbij uu het aantal uren is. Delen van waarden worden weggelaten. De waarde 2 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12 AM en de waarde 363,10 als 06 AM.
|
[FMT:timeHour(sec)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal seconden aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. Het aantal seconden wordt opgemaakt met de notatie uu, waarbij uu het aantal uren is. Delen van uren worden weggelaten. De waarde 600 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12 AM, de waarde 3600 als 06 AM en de waarde 61.241,30 als 5 PM.
|
Tekenreeksen voor aangepaste notatie voor conversie in uren en minuten
De volgende tabel bevat tekenreeksen voor aangepaste notatie die kunnen worden gebruikt om gegevens in uren en minuten op te maken. Deze tekenreeksen kunnen worden gebruikt voor velden met gehele getallen of decimale getallen die de tijd vertegenwoordigen die is verstreken sinds het begin van de dag (12:00 AM).
De tekenreeksen kunnen ook worden gebruikt voor velden met uitvoer in de notatie [FMT:timeHour]. (Bij deze notatie wordt de tijd met de tijdnotatie van de landinstelling getoond, maar worden de seconden weggelaten.)
Tekenreeks voor notatie van gegevensconversie
|
Resultaat
|
[FMT:timeHourMin]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal minuten aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. De waarde wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm, waarbij uu het aantal uren en mm het aantal minuten is. Delen van waarden worden weggelaten. De waarde 12 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12:12 AM, de waarde 73 als 1:13 AM en de waarde 750 als 12:30 PM.
|
[FMT:timeHourMin(sec)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal seconden aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. De waarde wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm, waarbij uu het aantal uren en mm het aantal minuten is. Delen van waarden worden weggelaten. De waarde 60 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12:01 AM, de waarde 120 als 12:02 AM en de waarde 43200 als 12:00 PM.
|
[FMT:timeHourMin(hour)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal uren aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. Het aantal uren wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm, waarbij uu het aantal uren en mm het aantal minuten is. De waarde 0 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12:00 AM, de waarde 1,5 als 1:30 AM en de waarde 13,75 als 1:45 PM.
|
Tekenreeksen voor aangepaste notatie voor conversie in uren, minuten en seconden
De volgende tabel bevat tekenreeksen voor aangepaste notatie die kunnen worden gebruikt om gegevens in uren, minuten en seconden op te maken. Deze tekenreeksen kunnen worden gebruikt voor velden die gehele getallen of decimale getallen bevatten die tijd vertegenwoordigen.
Deze tekenreeksen kunnen ook worden gebruikt voor velden met uitvoer in de notatie [FMT:time], wat wordt beschreven in het onderwerp Algemene tekenreeksen voor aangepaste notatie. (Bij deze notatie wordt de tijd met de tijdnotatie van de landinstelling getoond.)
Tekenreeks voor notatie van gegevensconversie
|
Resultaat
|
[FMT:time]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal seconden aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. De waarde wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm:ss, waarbij uu het aantal uren, mm het aantal minuten en ss het aantal seconden is. De waarde 60 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 12:01:00 AM, de waarde 126 als 12:02:06 AM en de waarde 43200 als 12:00:00 PM.
|
[FMT:time(min)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal minuten aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. De waarde wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm:ss, waarbij uu het aantal uren, mm het aantal minuten en ss het aantal seconden is. De waarde 60 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 1:00:00 AM, de waarde 126 als 2:06:00 AM en de waarde 1400 als 11:20:00 PM.
|
[FMT:time(hour)]
|
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de waarde het aantal uren aangeeft dat is verstreken sinds het begin van de dag. De waarde wordt geconverteerd naar de weergave uu:mm:ss, waarbij uu het aantal uren, mm het aantal minuten en ss het aantal seconden is. De waarde 6,5 wordt bijvoorbeeld opgemaakt als 6:30:00 AM en de waarde 12 als 12:00:00 PM.
|
Geavanceerde aangepaste notaties
Naast de hiervoor beschreven notaties kunt u ook datums en tijden opmaken door uw eigen notatie te maken met behulp van sommige van de algemene datum- en tijdnotaties die in de volgende tabel worden beschreven.
Met behulp van de volgende notaties kunt u bijvoorbeeld deze notatie maken:
dddd - u:mm tt
waarmee velden met een datumstempel op de volgende manier worden opgemaakt:
Maandag - 4:03 PM
OPMERKING: voeg bij gebruik van deze notaties niet de vierkante haken ([ ]) toe die voor andere notaties zijn vereist.
De volgende notaties bieden meer opmaakflexibiliteit maar ondersteunen geen wijzigingen in datumnotatie op basis van de landinstelling van de gebruiker, wat wel mogelijk is met veel van de vorige notaties.
In de volgende tabel worden enkele veelgebruikte datum- en tijdnotaties beschreven.
Notatie
|
Resultaat
|
d
|
Nummer van de dag van de maand (bijvoorbeeld 1 tot en met 31). Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul (0).
|
dd
|
Gelijk aan d, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
ddd
|
Afkorting van drie letters voor de dag van de week (bijvoorbeeld zon, maa).
|
dddd
|
Volledige naam van de dag van de week (bijvoorbeeld zondag, maandag).
|
M
|
Nummer van de maand (bijvoorbeeld 1 tot en met 12). Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul.
|
MM
|
Gelijk aan M, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
MMM
|
Afkorting van drie letters voor de maand (bijvoorbeeld jan, feb).
|
MMMM
|
Volledige naam van de maand (bijvoorbeeld januari, februari).
|
jj
|
Getal van twee cijfers voor het jaar (bijvoorbeeld 06).
|
jjjj
|
Getal van vier cijfers voor het jaar (bijvoorbeeld 2006).
|
u
|
Uren in 12-uursnotatie. Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul.
|
uu
|
Gelijk aan u, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
U
|
Uren in 24-uursnotatie. Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul.
|
UU
|
Gelijk aan U, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
m
|
Aantal minuten. Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul.
|
mm
|
Gelijk aan m, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
s
|
Aantal seconden. Getallen met één cijfer hebben geen voorloopnul.
|
ss
|
Gelijk aan s, maar getallen met één cijfer beginnen met een nul.
|
tt
|
AM- en PM-indicatie. Voor gebruik met de notaties u en uu.
|
|