Analytische gegevens > Een analyse ontwerpen > Step 2: Reviewing Results and Creating Layouts > Resultaten weergeven in pijplijnweergaven
Resultaten weergeven in pijplijnweergaven
Gebruik de pijplijnweergave om resultaten weer te geven als een driedimensionale grafiek waarin doelwaarden en werkelijke waarden en niveaus met kleuren worden vertegenwoordigd. Pijplijnweergaven worden doorgaans gebruikt voor het grafisch weergeven van gegevens die verband houden met fasen in een proces, zoals de hoeveelheid potentiële omzet die voor elke verkoopfase wordt weergegeven.
Pijplijnweergaven zijn bijzonder geschikt voor het weergeven van werkelijke waarden vergeleken met doelen voor gegevens waarvan het doel vaak significant afneemt (of toeneemt) per fase, zoals in een verkooppijplijn. U kunt op een van de gekleurde gebieden klikken om meer gedetailleerde informatie te bekijken.
In pijplijnweergaven geven de drempels een percentage van de doelwaarde aan en bieden kleuren visuele informatie voor elke fase. In de pijplijnweergave wordt standaard het volgende weergegeven:
- Alle fasen waarvoor de werkelijke waarde onder de minimumdrempel vallen, worden rood gekleurd.
- Alle fasen waarvoor de werkelijke waarde onder de maximumdrempel vallen, worden geel gekleurd.
- Alle fasen waarvoor de werkelijke waarde groter is dan de maximumdrempel, worden groen gekleurd.
U kunt de kleuren desgewenst wijzigen.
In de volgende tabel worden de typen pijplijnweergaven beschreven die beschikbaar zijn. De stijl van elk type kan een effen opvulling of een overgangsopvulling zijn.
Lay-out
|
Omschrijving
|
Standaard
|
In een standaardpijplijnweergave wordt een standaardvorm met gelijke fasebreedten gebruikt.
|
Niet-standaard
|
In een niet-standaardpijplijnweergave wordt een standaardvorm met ongelijke fasebreedten gebruikt.
|
Alleen laatste fase
|
In een pijplijnweergave van het type 'Alleen laatste fase' wordt een standaardvorm met gelijke fasebreedten gebruikt. Dit weergavetype is hetzelfde als een pijplijnweergave, behalve dan dat de doelwaarde van elke fase vóór de laatste fase wordt berekend op basis van de doelwaarde van de laatste fase en een constante die doelfactor wordt genoemd.
|
In de volgende procedure wordt beschreven hoe u een pijplijnweergave bewerkt.
Ga als volgt te werk om een pijplijnweergave te bewerken:
- Als de weergave niet al in de samengestelde lay-out aanwezig is, voegt u de weergave toe.
Zie Weergaven toevoegen en bewerken voor instructies over het toevoegen van weergaven.
- Klik op het tabblad 'Resultaten' van de analyse-editor op het pictogram 'Weergave bewerken' voor de pijplijnweergave.
De editor voor de pijplijnweergave wordt geopend.
- Sleep kolommen in het deelvenster 'Lay-out' en zet deze zo nodig neer in de neerzetdoelen.
- Stel de drempels in het deelvenster Instellingen in.
Met de drempels wordt een percentage van de doelwaarde aangegeven. U kunt aangepaste drempels in percentages opgeven of dynamische drempels gebruiken. U kunt ook de kleuren wijzigen die voor elke fase worden gebruikt.
- Klik op het pictogram voor het bewerken van grafiekeigenschappen op de werkbalk.
- Maak uw selecties in het dialoogvenster voor grafiekeigenschappen.
U kunt het volgende opgeven:
- Eigenschappen die zijn gerelateerd aan het grafiekcanvas, zoals breedte, hoogte en legendalocatie
- Eigenschappen die de weergave van de grafiek bepalen, zoals de stijl
- Eigenschappen waarmee de weergave van titels en labels voor de grafiek wordt bepaald
- Wanneer u klaar bent met het aanbrengen van uw wijzigingen, klikt u op 'OK' om het dialoogvenster met grafiekeigenschappen te sluiten.
- Als u de wijzigingen hebt aangebracht, klikt u op 'Gereed' om de editor van de pijplijnweergave te sluiten.
- Sla de analyse op.
|