Selecteer de gegevenskolom die u wilt gebruiken als de nieuwe gegevensindicator in de gegevensbron. Met deze indicator wordt bepaald of er sinds de laatste keer dat de gegevensstroom is uitgevoerd, nieuwe gegevens zijn gedetecteerd. U kunt bijvoorbeeld een tijdstempelkolom selecteren.
Als u een nieuwe gegevensindicator opgeeft, kunt u incrementele verwerking uitvoeren wanneer u gegevens laadt. Met andere woorden, telkens wanneer u gegevens laadt met behulp van een gegevensstroom, verwerkt u alleen nieuwe gegevens die sinds de laatste uitvoering zijn toegevoegd.
Maak voordat u begint verbinding met een van de ondersteunde databases, bijvoorbeeld Oracle, Oracle Autonomous Data Warehouse, Apache Hive, Hortonworks Hive of Map R Hive.
- Klik op de beginpagina op Navigator
en klik vervolgens op Gegevens.
- Ga met de muis op een gegevensset staan en klik op Acties. Selecteer daarna Openen.
- Dubbelklik in het joindiagram op de tabel met de incrementele ID die u wilt gebruiken.
- Klik op Definitie bewerken.
- Als het deelvenster voor gegevenstoegang niet wordt weergegeven, gaat u naar de rechterkant van het venster waar u in het midden de optie Uitvouwen vindt. Klik vervolgens op Uitvouwen.
U kunt nu onder Geavanceerd de cacheopties bekijken en tevens het veld Indicator voor nieuwe gegevens stromen.

.png
- Selecteer in het veld Indicator nieuwe gegevens stromen een kolom om te detecteren wanneer nieuwe gegevens worden toegevoegd.
- Klik op OK.