Variabelen inspecteren

U kunt variabelen op docletniveau inspecteren of u kunt afzonderlijke variabelen inspecteren die u in de lijst met variabelen hebt geselecteerd.

Ga als volgt te werk om variabelen te inspecteren:
  1. Ga als volgt te werk om alle variabelen in een doclet te inspecteren:
    1. Open een rapportpackage, selecteer een doclet en open deze eventueel.

      U kunt de variabelen inspecteren zonder de doclet te openen.

    2. Klik in het venster Rapportpackage op Eigenschappen view om het dialoogvenster Eigenschappen te openen.

      Als u een doclet hebt geopend, kunt ook op Inspecteren in het lint van Narrative Reporting klikken om het dialoogvenster Eigenschappen te openen.

    3. Selecteer in het dialoogvenster Eigenschappen het tabblad Variabelen Tabblad Variabelen van het dialoogvenster Eigenschappen.

      Op het tabblad Variabelen ziet u de variabelen die beschikbaar zijn in een doclet. In de blauwe cirkel naast een variabele staat het aantal keren dat de variabele in de doclet wordt gebruikt. Hier ziet u bijvoorbeeld het tabblad Variabelen van een doclet in een rapportpackage:


      Voorbeeld van het tabblad Variabelen in een doclet. Bevat een lijst van alle variabelen die in de doclet worden gebruikt.
    4. Klik op de X in de rechterbovenhoek om het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.
  2. Ga als volgt te werk om de eigenschappen van een afzonderlijke variabele weer te geven:
    1. Open een rapportpackage en open vervolgens een doclet.

      U hoeft een doclet niet uit te checken om variabelen te markeren.

    2. Selecteer Variabelen
      Toont de beschikbare opties in de dropdownlijst in het rapportpackage. De opties zijn Report Center en Variabelen.
      in de dropdownlijst in het venster Rapportpackage.

      De lijst met variabelen die beschikbaar zijn in het rapportpackage wordt weergegeven in het paneel.

    3. Selecteer een variabele in de lijst in het Smart View-venster.
    4. Klik op de knop Opties De knop Opties voor een geselecteerde variabele lijkt op een naar beneden wijzende pijlpunt. en selecteer Inspecteren in het dropdownmenu.

      Het dialoogvenster Eigenschappen wordt weergegeven voor de geselecteerde variabele.

      Op het tabblad Eigenschappen ziet u de basisgegevens van de variabele, waaronder informatie die aangeeft of het een statische of een verwijzingsvariabele is. Ook kunt u hier zien hoe vaak de variabele in het rapportpackage wordt gebruikt. Hieronder ziet u de voorbeeldeigenschappen van een statische en een verwijzingsvariabele.


      Twee dialoogvensters met eigenschappen voor zowel statische als verwijzingsvariabelen. De weergegeven eigenschappen van variabelen zijn Naam, Omschrijving, Gemaakt door, Gemaakt op, Soort en Aantal keer gebruikt.
    5. Selecteer het tabblad Historie Tabbladpictogram Historie om te zien wie de variabele heeft gewijzigd en welke wijzigingen er zijn aangebracht.
    6. Klik op de X in de rechterbovenhoek om het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.