U kunt generaties en niveaus in een Essbase structuur een naam geven die bijvoorbeeld bestaat uit één of meer woorden die de generatie of het niveau beschrijven. U kunt bijvoorbeeld een generatie met de naam 'Steden' maken voor alle steden in de structuur. U kunt een generatie of niveau slechts één naam geven.
Gebruik generatie- en niveaunamen in berekeningsscripts wanneer u een lijst met onderdeelnamen of een lijst met generatie- of niveaunummers wilt opgeven. U kunt bijvoorbeeld een berekening in een berekeningsscript beperken tot de onderdelen van een specifieke generatie.
- Open Dimensies.
In de
Redwood interface:
- Open een applicatie op de pagina Applicaties en open vervolgens de database (kubus).
- Klik op Dimensies.
In de
klassieke webinterface:
- Vouw een applicatie uit op de pagina Applicaties.
- Open het menu Acties rechts van de kubusnaam en klik op Inspecteren.
- Selecteer Dimensies in het inspectieprogramma.
- Selecteer op de pagina Dimensies de dimensie waarin u namen voor generaties of niveaus wilt opgeven.
- Dubbelklik op een plaatsaanduiding van een naam voor een generatie of niveau (bijvoorbeeld 'Gen1' of 'Niv1') zodat dat veld kan worden bewerkt.
- Voer een generatie- of niveaunaam in.
- Klik op Opslaan.
U kunt bijvoorbeeld de teksten van de plaatsaanduidingen 'Gen1', 'Gen2' en 'Gen3' vervangen met beschrijvende generatienamen.
Indien u generatienamen toevoegt, worden ze opgenomen in een Cube.Generations-werkblad wanneer u uw kubus naar een applicatiewerkmap exporteert.