Verklarende woordenlijst

Tweede artikelnummer, Derde artikelnummer en Artikelnummer

Voer een nummer in waarmee het artikel wordt aangegeven. U beschikt over drie verschillende artikelnummers plus een uitgebreide verwijzingsfunctie voor alternatieve artikelnummers. De drie soorten artikelnummers zijn:

Artikelnummer (kort). Een nummer van acht cijfers dat automatisch wordt toegewezen.

Tweede artikelnummer. Een alfanumeriek artikelnummer van 25 cijfers dat door een gebruiker wordt gedefinieerd.

Derde artikelnummer. Een alfanumeriek artikelnummer van 25 cijfers dat door een gebruiker wordt gedefinieerd.

Naast deze drie basisnummers beschikt u over een uitgebreide zoekfunctie voor verwijzingen. U kunt diverse verwijzingen naar alternatieve onderdeelnummers definiëren. U kunt bijvoorbeeld alternatieve artikelnummers, vervangingen, streepjescodes, debiteurnummers of crediteurnummers opgeven.

U kunt *ALL in het veld Artikelnummer invoeren om aan te geven dat alle artikelen voor de crediteur afkomstig zijn van het opgegeven land van herkomst en het oorspronkelijke land van herkomst.

Nummer vast actief

Voer een 8-cijferig nummer in waarmee een actief wordt aangeduid.

GB-datum (grootboekdatum)

Voer een datum in waarmee de boekperiode wordt aangegeven waarnaar de transactie wordt geboekt. U kunt boekperioden definiëren voor een datumpatrooncode die u toewijst aan het bedrijfsrecord. De datum die u op de transactie invoert, wordt automatisch vergeleken met het boekdatumpatroon dat aan het bedrijf is toegewezen, zodat het juiste boekperiodenummer kan worden opgehaald en datums kunnen worden gevalideerd.

Eerste nummer vast actief

Voer een identificatiecode in voor een actief in één van deze indelingen:

activanummer (een automatisch toegewezen 8-cijferig numeriek controlenummer);

eenheidnummer (een alfanumeriek veld van 12 tekens);

serienummer (een alfanumeriek veld van 25 tekens).

Elk actief heeft een activanummer. U kunt het eenheidnummer en het serienummer gebruiken om activa desgewenst nader aan te duiden. Als dit een invoerveld is, kan aan de hand van het eerste teken worden afgeleid of u de primaire (standaard) indeling die voor het systeem is ingesteld of één van de andere twee indelingen invoert. Met een speciaal teken (zoals / of *) op de eerste positie van dit veld kunt u aanduiden welke activanummerindeling u gebruikt. U kunt speciale karakters toewijzen aan activanummerindelingen in het scherm voor systeemconstanten Vaste activa.

Hoofdrekening

Voer het gedeelte van een grootboekrekening in dat verwijst naar de onderverdeling in subcategorieën van de kostencode (bijvoorbeeld arbeid, materialen en materieel). U kunt de kostencode voor arbeid bijvoorbeeld onderverdelen in gewone uren, premie-uren en lasten.

Als u een flexibel rekeningschema gebruikt en de hoofdrekening is ingesteld op zes cijfers, wordt aanbevolen dat u alle zes cijfers gebruikt. Als u bijvoorbeeld 000456 invoert, is dat niet hetzelfde als wanneer u 456 invoert, omdat als u 456 invoert, drie blanco spaties worden ingevoerd om er een hoofdrekening van 6 cijfers van te maken.

Subgrootboek

Voer een code in waarmee de gedetailleerde hulprekening binnen een grootboekrekening wordt aangegeven. Een subgrootboek kan een materieelartikelnummer of een adresboeknummer zijn. Als u een subgrootboek invoert, moet u ook het type subgrootboek opgeven.

Subgrootboektype

Voer een gebruikerscode (00/ST) in die in combinatie met het veld Subgrootboek het type subgrootboek bepaalt en waarmee wordt aangegeven hoe bewerkingsopdrachten in het subgrootboek worden uitgevoerd. In het scherm Gebruikerscode bepaalt de tweede regel van de beschrijving hoe de bewerking wordt uitgevoerd. Die is hardgecodeerd of door de gebruiker gedefinieerd. Mogelijke waarden zijn:

A: alfanumeriek veld, niet bewerken;

N: numeriek veld, rechts uitgelijnd en met nullen aangevuld;

C: alfanumeriek veld, rechts uitgelijnd en met spaties aangevuld.

Subrekening

Voer een subrekening in van een hoofdrekening. Subrekeningen bevatten gedetailleerde records van de rekeningactiviteit voor een hoofdrekening.

Als u een flexibel rekeningschema gebruikt en de hoofdrekening uit zes tekens bestaat, gebruikt u alle zes tekens. Als u bijvoorbeeld 000456 invoert, is dat niet hetzelfde als 456. Als u namelijk 456 invoert, worden er automatisch drie spaties ingevoerd om een uit zes tekens bestaand object op te vullen.