Uitvoeropties instellen

Elke geplande taak kan meerdere uitvoerbestanden hebben, met verschillende kenmerken. Elk uitvoerbestand kan meerdere bestemmingen hebben.

Het tabblad Uitvoer bevat twee regio's: Uitvoer en Bestemming.
  1. Selecteer het tabblad Uitvoer.
  2. Selecteer de uitvoeropties die voor de taak vereist zijn.
    • Selecteer Splitsingsdefinitie gebruiken om uitvoer en bestemming van bezorging te bepalen om de splitsingsdefinitie van het rapport te gebruiken voor uitvoer en bezorging. Als u deze optie selecteert, kunnen de overige velden op deze pagina niet meer worden geselecteerd. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer splitsing actief is voor het rapport.
    • Selecteer XML-gegevenschunking gebruiken om XML-gegevens te segmenteren voor de verwerking van grote rapporten. Als u deze optie selecteert, kan er slechts één uitvoer voor de taak zijn. Deze optie is alleen beschikbaar als u XML-gegevenschunking hebt geactiveerd voor het rapport.
    • Selecteer XML snoeien activeren om grote, niet-binaire gegevenssets te snoeien. Deze instelling wordt niet beïnvloed door de instelling voor het snoeien van XML-gegevens in het gegevensmodel.

      XML-gegevens snoeien wordt niet ondersteund voor:

      • XPT-sjabloon
      • Splitsingsrapporten
      • XML-gegevenschunking
    • Selecteer Uitvoer publiceren om de uitvoer van deze taak beschikbaar te maken voor alle gebruikers met toegangsrechten voor dit rapport. Gebruikers met de juiste toegangsrechten kunnen het rapport bekijken via de pagina Rapporttaakhistorie.
    • Selecteer Gegevens opslaan voor opn. publiceren om de XML-gegevens op te slaan die voor deze taak zijn gegenereerd. U hebt toegang tot de opgeslagen gegevens via de pagina Rapporttaakhistorie, waar u ze opnieuw kunt publiceren en een nieuwe lay-out en uitvoeropties kunt selecteren.
    • Selecteer Uitvoer voorafgaand aan bezorging comprimeren om elk rapport (alle rapportindelingen behalve HTML) te comprimeren vóór bezorging. De indeling voor de bestandsnaam van elk gecomprimeerde rapport is Naam_Uitvoerindeling.zip. Als de bezorgingsbestemming bijvoorbeeld e-mail is voor de rapporten 'Order.pdf' en 'Factuur.xlsx', worden de rapporten 'Order_PDF.zip' en 'Factuur_XLSX.zip' als bijlagen aan de e-mail toegevoegd.

      Ondersteunde bezorgingskanalen zijn 'E-mail', 'HTTP', 'Content Server' en 'Documents Cloud Service' (Oracle Content Management).

      Als u op de pagina 'Rapporttaakhistorie' de details bekijkt van een taak die is geconfigureerd met de optie Uitvoer voorafgaand aan bezorging comprimeren en u klikt op Versturen in de sectie 'Uitvoer en bezorging', wordt de bezorgde uitvoer niet gecomprimeerd.

Bestemmingstypen toevoegen aan rapportuitvoer

Voer bezorgingsdetails in de regio 'Bestemming' van het rapport in om een rapport te bezorgen op meerdere bestemmingen.

De beheerder moet de bezorgingsservers instellen op de beheerpagina.
  1. Selecteer vanuit een bestaand rapport in de Rapportviewer Acties en vervolgens Plannen.
  2. Klik in 'Rapporttaak plannen' op het tabblad Uitvoer.
  3. Open 'Bestemmingen' op het tabblad Uitvoer en kies een bestemmingstype in de lijst Bestemmingstype.

    Alleen de bestemmingstypen die de beheerder heeft ingesteld, worden weergegeven in de lijst Bestemmingstype.

  4. Selecteer voor elke bestemming de naar de bestemming te versturen documenten in de lijst Uitvoer.
  5. Klik op Bestemming toevoegen als u een rapportdocument op meerdere bestemmingen wilt laten bezorgen.
  6. Selecteer Uitvoer opslaan om de uitvoer van de pagina 'Rapporttaakhistorie' te bekijken.

Bestemmingstypen voor rapportuitvoer

Selecteer en definieer op de pagina 'Rapporttaak plannen' de bestemmingstypen voor de rapportuitvoer.

Alleen de bestemmingstypen die door de beheerder zijn geconfigureerd, kunnen worden geselecteerd. U kunt meerdere bestemmingen toevoegen voor de rapportuitvoer.

Bestemmingstype Beschrijving
E-mail

Voer meerdere door komma's gescheiden e-mailadressen in.

Voer de berichttekst in die in het rapport moet worden opgenomen. Als u de berichttekst wilt opmaken, kunt u HTML 4-elementen gebruiken, zoals lettertypen, lijsten, tabelcellen, hyperlinks en ingesloten GIF-afbeeldingen.

U kunt deze opties gebruiken voor het configureren van een melding dat een e-mailbericht is ontvangen en gelezen.

  • Melding bezorgstatus vragen

    Selecteer deze optie om een meldingsbericht naar de afzender te e-mailen als de aflevering van het e-mailbericht is geslaagd, vertraagd of mislukt.

  • Leesbevestiging vragen

    Selecteer deze optie om een meldingsbericht naar de afzender te e-mailen als de ontvanger het e-mailbericht opent.

Printer

Selecteer de printergroep en de printer, voer het aantal exemplaren in en selecteer 'Enkelzijdig' of 'Dubbelzijdig' (de printer moet dubbelzijdig afdrukken ondersteunen om deze optie te laten werken). Selecteer desgewenst de standaardlade van de printer die moet worden gebruikt voor het afdrukken van het rapport, en de pagina 'Afdrukbereik'.

Fax

Voer het nummer in van de fax waarnaar het rapport moet worden verstuurd.

FTP

Sla de velden voor gebruikersnaam en wachtwoord over om de FTP-leveringsinstellingen te gebruiken die door de beheerder zijn geconfigureerd. Voer de geldige gebruikersnaam en het geldige wachtwoord voor de FTP-server alleen in als u de configuratie van de FTP-server wilt overschrijven en verificatie op basis van wachtwoorden wilt gebruiken.

Geef de volgende eigenschappen op:

  • Externe directory

    (Verplicht) Voer de bezorgingslocatie in, bijvoorbeeld de directory /pub/.

    Voer een . (punt) in als het document in de basisdirectory van de gebruiker moet worden bezorgd.

  • Naam extern bestand

    (Verplicht) Voer de bestandsnaam in die aan het bezorgingsdocument op de externe server moet worden toegewezen, bijvoorbeeld mijnrapport.pdf.

    De bestandsnaam moet ook de extensie bevatten, bijvoorbeeld .pdf .

    U kunt een bestandsnaam dynamisch toewijzen met behulp van een datumuitdrukking.

Contentserver

Selecteer de contentserver en de doelmap.

Wijs een beveiligingsgroep en -account toe aan het rapport om de toegang tot het rapport op de contentserver te beperken. In Publisher worden de waarden van de beveiligingsgroep en -account opgehaald die voor de contentserver zijn geconfigureerd.

Content and Experience

Selecteer de Oracle Content Management server en de doelmap.

Objectopslag Selecteer de objectopslag waar u het rapport wilt bezorgen en voer de prefixtekst en de bestandsnaam voor het rapport in. Het prefix is handig om de rapporten in de objectopslag te organiseren. Wanneer u de rapportuitvoer van een objectopslag wilt downloaden, kunt u de rapporten identificeren aan de hand van het prefix.

Het prefix geeft het mappad in de gegevensopslag aan. U kunt een bestaand of nieuw prefix opgeven. U kunt de taak-ID of de rapportnaam als prefix gebruiken. Als u geen prefix opgeeft, wordt de standaardprefix BIP gebruikt.

Eigenschappen van bestemmingstype inhoudserver

'Contentserver' is een van de bestemmingstypen voor bezorging van uw rapportdocument. Selecteer de contentserver waarop het rapport moet worden bezorgd.

Gebruik de informatie in deze tabel om de juiste waarden voor de eigenschappen van de contentserver in te voeren.

Naam eigenschap Beschrijving
Beveiligingsgroep (Optioneel) Selecteer de beveiligingsgroep 'Contentserver' die aan het rapport moet worden toegewezen.
Account (Optioneel) Selecteer een account in de beveiligingsgroep die aan het rapport moet worden toegewezen.

U kunt waarden invoeren voor de volgende verplichte metagegevensvelden. Als u geen waarden invoert voor deze velden, worden de waarden van de standaardrapportgegevens toegepast.

Auteur (Optioneel) Voer de naam in van de auteur van het rapport. Als u dit veld leeg laat, wordt uw gebruikers-ID gebruikt voor het metagegevensveld 'Auteur' op de contentserver. Als de beheerder Ingelogde gebruiker als auteur gebruiken heeft geselecteerd voor de contentserver, wordt de ingelogde gebruiker door Publisher ingesteld als auteur in het metagegevensveld 'Auteur' op de contentserver.
Titel (Optioneel) Voer een titel in voor het rapport. Als u geen titel invoert, wordt de lay-outnaam gebruikt als titel op de contentserver.
Bestandsnaam Voer de bestandsnaam in die moet worden toegewezen aan het bezorgde document op de externe server, bijvoorbeeld mijnrapport.pdf. De bestandsnaam wordt gebruikt als de native bestandsnaam op de contentserver. Als u geen bestandsnaamwaarde opgeeft, wordt de naam van de uitvoer gebruikt.
Opmerkingen (Optioneel) Voer een beschrijving in die moet worden opgenomen bij het document op de contentserver.
Aangepaste metagegevens opnemen

De optie Aangepaste metagegevens opnemen is alleen beschikbaar als het gegevensmodel voor het rapport een aangepaste metagegevenscomponent bevat. Als u de optie 'Aangepaste metagegevens opnemen' selecteert, bevat het bezorgde document de aangepaste metagegevensvelden die in het gegevensmodel zijn opgegeven.

Als u een ingesloten rapport met parameters zodanig configureert dat het online wordt weergegeven, geven de parameters de toepasselijke waarden weer uit een analyse of via een directe verbinding met een onderwerpgebied. Als u een ingesloten rapport met parameters plant, worden de parameters uit de analyse niet doorgegeven aan het rapport. Hierdoor worden de standaardwaarden van de parameters die in de analyse zijn gebruikt in het rapport weergegeven. Bij een directe verbinding met een gepland rapport worden de parameters doorgegeven en worden de waarden correct weergegeven in het rapport.

Uitvoer toevoegen

U kunt meerdere rapportdocumenten maken voor een of meer lay-outs met behulp van een combinatie van uitvoerindeling, landinstellingen, tijdzone en kalender.

  1. Selecteer vanuit een bestaand rapport in de Rapportviewer Acties en vervolgens Plannen.
  2. Klik op de pagina 'Rapporttaak plannen' op het tabblad Uitvoer.
  3. Klik op het tabblad Uitvoer op + om een uitvoer toe te voegen.
  4. Typ bij Naam een naam voor de uitvoer.
    De lengte van de naam van het uitvoerbestand van de rapporttaak moet korter zijn dan 100 tekens.
  5. Selecteer de te gebruiken opties in de lijsten Lay-out, Indeling, Landinstelling, Tijdzone en Kalender.
    • Voor de uitvoerindeling specificeert u het type document dat wordt gegenereerd, zoals pdf, html of xls. De beschikbare uitvoer wordt in de rapportdefinitie gespecificeerd.

    • De standaardinstelling voor de landinstelling is de Landinstelling rapport die wordt gedefinieerd in de Voorkeuren van de gebruiker. Als de lay-out geen beschikbare vertaling heeft voor de geselecteerde landinstelling, past Publisher terugvallogica toe voor de landinstelling om de lay-out te selecteren. De juiste getal- en datumnotatie wordt toegepast, onafhankelijk van de sjabloonvertaling.

  6. Klik op Uitvoer opslaan.