U kunt datumparameters opschuiven en een bestemmingsbestandsnaam dynamisch definiëren.
In de datumparametervelden van het rapport kunt u uitdrukkingen opgeven.
Wanneer u waarden invoert voor de geplande datums en het geplande rapport datumparameters bevat, kunt u de datumwaarden niet wijzigen. Telkens wanneer een geplande instance van het rapport wordt uitgevoerd, worden dezelfde datumparameters gebruikt. Als de datumparameters telkens voor het uitvoeren van een taak moeten worden gewijzigd, kunt u een uitdrukking opgeven in het datumparameterveld van de planner. De datum wordt dan telkens berekend wanneer de rapporttaak wordt uitgevoerd.
Bijvoorbeeld: als u een planning maakt voor een rapport dat elke maandag wordt uitgevoerd om gegevens van de vorige week vast te leggen, moet u de datumparameters voor het rapport bijwerken, zodat de eerste en laatste dag van de week steeds opschuiven.
Voer een van de volgende functies uit met behulp van de getoonde syntaxis om de juiste datum voor de geplande uitvoering van het rapport te berekenen:
{$SYSDATE()$}: huidige datum, de systeemdatum van de server waarop BI Publisher wordt uitgevoerd.
{$FIRST_DAY_OF_MONTH()$}: de eerste dag van de huidige maand
{$LAST_DAY_OF_MONTH()$}: de laatste dag van de huidige maand
{$FIRST_DAY_OF_YEAR()$}: de eerste dag van het huidige jaar
{$LAST_DAY_OF_YEAR()$}: de laatste dag van het huidige jaar
De datumfunctieaanroepen in de parameterwaarden worden pas geëvalueerd als de taak door de planner is verwerkt.
U kunt ook uitdrukkingen met een plusteken (+) of minteken (-) invoeren om er een aantal dagen bij op te tellen of af te trekken:
{$SYSDATE()+1$}
{$SYSDATE()-7$}
Als u voor dit voorbeeld telkens wanneer de planning wordt uitgevoerd gegevens van de vorige week wilt vastleggen, voert u in de datumparametervelden van het rapport het volgende in:
Datums vanaf: {$SYSDATE()-7$}
Datums t/m: {$SYSDATE()-1$}
U kunt de datumfuncties instellen als standaardparameterwaarden in het gegevensmodel. Telkens wanneer een gebruiker het rapport in de rapportviewer bekijkt, wordt de datumparameter in dat geval berekend volgens de uitdrukking die voor de standaardwaarde is opgegeven.
Wanneer u de externe bestandsnaam voor een webmap of FTP-bestemming opgeeft, kunt u een datumuitdrukking invoeren om deze dynamisch op te nemen in de bestandsnaam. De datum wordt ingesteld bij uitvoering, op basis van de tijdzone van de server.
De datumuitdrukkingen worden in de volgende tabel beschreven.
Uitdrukking | Beschrijving |
---|---|
%y |
Geeft het jaar weer met vier cijfers. Voorbeeld: 2011 |
%m |
Geeft de maand weer met twee cijfers: 01-12 (waarbij 01 = januari) |
%d |
Geeft de dag weer met twee cijfers: 01-31 |
%H |
Geeft de uren weer met twee cijfers in 24-uursnotatie: 00-24 |
%M |
Geeft de minuten weer met twee cijfers: 00-59 |
%S |
Geeft de seconden weer met twee cijfers: 00-59 |
%l |
Geeft de milliseconden weer met drie cijfers: 000-999 |
Gebruik deze voorbeelden om een bestandsnaam met een datumsuffix te maken of om een bestandsnaam met een datumprefix en een tijdsuffix te maken.
Ga als volgt te werk om een bestandsnaam met de dag, de maand en het jaar als suffix te maken, zoals:
mijnbestand_01_11_2010.pdf
Voer het volgende in:
mijnbestand_%d_%m_%y.pdf
Ga als volgt te werk om een bestandsnaam te maken met de dag, de maand en het jaar als prefix en het uur en de minuten als suffix, zoals:
01_01_2010_mijnbestand_22_57.pdf
Voer het volgende in:
%d_%m_%y_mijnbestand_%H_%M.pdf
Als de bestandsnaam een ongedefinieerde expressie bevat, zoals mijn_bestand_%a%b%c.pdf
, krijgt het bestand de naam mijn_bestand_%a%b%c.pdf.