Prompts maken

U maakt prompts zodat analisten de gegevens kunnen weergeven waarin ze geïnteresseerd zijn.

Onderwerpen:

Kolomprompts maken

Met een prompt kunt u de weergegeven gegevens filteren. Met een kolomprompt kunnen gebruikers die een dashboard bekijken, een waarde voor een kolom selecteren die van invloed is op wat ze zien op het dashboard.

Volg de volgende procedure voor het maken van:

  • Een benoemde kolomprompt die u op een of meer dashboards kunt toepassen
  • Een inlinekolomprompt die is ingesloten in een analyse Bijvoorbeeld: u kunt een prompt toevoegen aan de analyse 'Merkopbrengsten' zodat de analyse voor specifieke merken kan worden bekeken. U kunt een prompt rechtstreeks toevoegen aan een kolom in de analyse (een inlineprompt).
  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster 'Definitie' van het tabblad 'Prompts' op Nieuw om de selectielijst voor het prompttype te openen. Selecteer Kolomprompt en selecteer vervolgens de juiste kolom.
  3. Klik op Aangepast label en voer een bijschrift in voor de kolomfilterprompt. Het bijschrift wordt weergegeven als het veldlabel voor de prompt.

    Bijvoorbeeld: "Een valuta selecteren".

  4. Voer in het veld Beschrijving een korte beschrijving in voor de prompt.

    Deze beschrijving wordt weergegeven als functie-infotekst wanneer de gebruiker het label van de prompt in het dashboard of de analyse aanwijst.

  5. Selecteer in de lijst Operator de operator die u wilt gebruiken, bijvoorbeeld "is groter dan". Als u wilt dat de gebruiker de operator in runtime selecteert, selecteert u de operator * Gebruiker vragen.

    Als u een prompt maakt waarvan de waardeselectielijst een groep bevat, moet u de operator instellen op is gelijk aan/is in of is niet gelijk aan/is niet in. Zie voor meer informatie: Groepen en berekende items.

  6. Selecteer in het veld Gebruikersinvoer hoe u wilt dat de gebruiker om invoer wordt gevraagd door de promptinterface. Bijvoorbeeld de gebruiker een keuzerondje aanbieden om slechts één promptwaarde te selecteren.
  7. Afhankelijk van het type gebruikersinvoer dat u hebt opgegeven, geeft u de juiste waarden op in het veld Gebruikersinvoer.

    Bijvoorbeeld: selecteer Aangepaste waarden om aan te geven dat gebruikers een selectie kunnen maken in een lijst met promptwaarden die u hebt gemaakt in plaats van de waarden te selecteren die door de kolom zijn verschaft.

  8. Selecteer binnen de sectie 'Opties' promptopties om de weergave van de lijstwaarden en de interactie tussen de gebruiker en de prompt op te geven. De promptopties variëren afhankelijk van het type gebruikersinvoer en het type lijstwaarden dat u hebt geselecteerd.
  9. Selecteer in het veld Standaardselectie de promptwaarde of -waarden die gebruikers in eerste instantie zien.

    Als u een standaardtype selecteert, wordt een veld weergegeven waarin u specifieke waarden kunt selecteren of waarin u kunt aangeven hoe u wilt dat de standaardwaarden worden bepaald. Als u bijvoorbeeld 'SQL-resultaten' selecteert, moet u een SQL-statement opgeven om de waardelijst te genereren.

  10. Klik op OK.
  11. Klik op Prompt opslaan in de editor of sla de analyse op.
  12. Gebruik de pijlknoppen in het deelvenster 'Definitie' om de geselecteerde prompt opnieuw te schikken. Door het opnieuw schikken van de prompts bepaalt u de volgorde waarin keuzen tijdens runtime voor de gebruiker worden weergegeven.
  13. Selecteer het type lay-out dat u op de promptpagina wilt weergeven door in het deelvenster 'Definitie' op Nieuwe rij of Nieuwe kolom te klikken.

    Een lay-out op rijbasis bespaart ruimte omdat prompts horizontaal worden ingedeeld. Bij een lay-out op kolombasis worden prompts in nette kolommen uitgelijnd. Klik in de kolom 'Nieuwe kolom' of 'Nieuwe rij' van de tabel 'Definitie' op de vakken die overeenkomen met de plaats waar u een nieuw kolom of rij wilt toevoegen aan de promptpagina.

  14. Bekijk een voorbeeld van de prompt met voorbeeldgegevens met behulp van het deelvenster 'Weergave', of klik op Voorbeeld (indien beschikbaar) in de werkbalk van het deelvenster 'Definitie' om de prompt te bekijken met werkelijke promptwaarden.

Variabeleprompts maken

Een variabeleprompt biedt de gebruiker de mogelijkheid om een waarde die is opgegeven in de variabeleprompt voor weergave op het dashboard te selecteren.

Een variabeleprompt is niet afhankelijk van een kolom, maar kan wel gebruikmaken van een kolom. U kunt variabeleprompts gebruiken om de gebruiker toe te staan om bestaande gegevens op te geven om verkoopprojecties uit te voeren.

U kunt bijvoorbeeld een variabeleprompt met de naam 'Verkoopverwachtingen' maken en de variabelepromptwaarden opgeven als 10, 20 en 30 procent. Vervolgens maakt u een analyse die de kolommen 'Regio' en 'Dollars' bevat. Binnen de formule van de kolom 'Dollars' selecteert u de vermenigvuldigingsoperator en voegt u de variabele 'Verkoopverwachting' in. Wanneer gebruikers deze analyse uitvoeren, kunnen ze een percentage selecteren op basis waarvan de kolom 'Dollars' opnieuw moet worden berekend.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Geef het tabblad 'Prompts' weer.
  3. Klik in het deelvenster 'Definitie' van het tabblad 'Prompts' op Nieuw en vervolgens op Variabeleprompt om het dialoogvenster 'Nieuwe prompt' weer te geven.
  4. Selecteer in het vak Prompt voor het type variabele dat u maakt en voer vervolgens de naam van de variabele in.

    Deze variabelenaam is de naam die u toevoegt aan de analyse of het dashboard waar u wilt dat de door de gebruiker opgegeven waarde van de variabeleprompt wordt weergegeven. Momenteel kunt u alleen presentatievariabelen maken.

  5. Voer in het veld Label een bijschrift in voor de variabelefilterprompt. Het bijschrift wordt weergegeven als het veldlabel van de prompt.
  6. Voer in het veld Beschrijving een korte beschrijving in voor de prompt. Deze beschrijving wordt weergegeven als functie-infotekst wanneer de gebruiker de cursor boven het label van de prompt in het dashboard of de analyse houdt.
  7. Selecteer in het veld Gebruikersinvoer hoe u wilt dat de gebruiker om invoer wordt gevraagd door de promptinterface. Bijvoorbeeld de gebruiker een keuzerondje aanbieden om slechts één promptwaarde te selecteren.
  8. Als u het type gebruikersinvoer Keuzelijst, Selectievakjes, Keuzerondjes en Lijstvak selecteert, moet u ook de waardelijst van de prompt opgeven.
  9. Selecteer de promptopties binnen de sectie 'Opties'. De promptopties variëren afhankelijk van het type gebruikersinvoer dat u hebt geselecteerd.

    Met de promptopties kunt u nader opgeven hoe de gebruiker met de prompt moet werken. Bijvoorbeeld of gebruikersinvoer vereist is.

  10. Selecteer in het veld Standaardselectie de promptwaarde die gebruikers in eerste instantie zien. Als u een specifieke waarde selecteert, wordt het veld Standaardwaarde weergegeven, waarin u een waarde kunt invoeren.
  11. Klik op OK om de prompt weer te geven in het deelvenster 'Definitie'.
  12. Sla uw wijzigingen op.

Selectiestappen overschrijven met een prompt

U kunt een selectiestap overschrijven met een dashboardprompt of een inlineprompt.

U kunt bijvoorbeeld opgeven dat de selectiestap 'Products.Brand' wordt overschreven door een kolomprompt waarin de leden 'BizTech' en 'FunPod' zijn opgenomen.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Selecteer op het tabblad 'Resultaten' de kolommen voor de analyse en ga vervolgens naar het deelvenster 'Selectiestappen' door Venster 'Selectiestappen' tonen/verbergen te selecteren.
  3. Geef de selectiestappen voor de analyse op.
  4. Bepaal welke selectiestap u wilt overschrijven met een kolomprompt en klik op Bewerken.
  5. Selecteer in het dialoogvenster de optie Overschrijven met prompt, als deze beschikbaar is voor dat staptype.
  6. Klik op OK en sla de analyse op.

Valutaprompts maken

Met een valutaprompt kunnen gebruikers het valutatype wijzigen dat in een dashboard of analyse wordt weergegeven.

Gebruik deze procedure om een valutaprompt te maken die u op een of meer dashboards kunt toepassen of om een valutaprompt te maken die is ingesloten in een analyse.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Geef het tabblad 'Prompts' weer.
  3. Klik in het deelvenster 'Definitie' op de knop Nieuw en selecteer Valutaprompt.
  4. Geef een bijschrift op in het veld Label.
  5. Geef een korte beschrijving op in het veld Beschrijving. Deze beschrijving wordt weergegeven als functie-infotekst wanneer de gebruiker de cursor boven het label van de prompt in het dashboard of de analyse houdt.
  6. Klik op OK.
  7. Sla de prompt op.
    • Als u een dashboardprompt maakt, klikt u op de knop Opslaan in de editor van de prompt, geeft u de map op waarin u de prompt wilt opslaan en geeft u de prompt een beschrijvende naam. Dashboardprompts die worden opgeslagen in persoonlijke mappen, zijn alleen beschikbaar voor u. Dashboardprompts die in gedeelde mappen worden opgeslagen, zijn beschikbaar voor andere gebruikers die een machtiging hebben voor toegang tot het object.
    • Als u een inlineprompt maakt, slaat u de analyse op.
  8. Gebruik de pijlknoppen in het deelvenster 'Definitie' om de geselecteerde prompt opnieuw te schikken. Met het opnieuw schikken van de prompts wordt de volgorde bepaald waarin keuzen tijdens de uitvoering voor de gebruiker worden weergegeven. Zorg er daarom voor dat de volgorde logisch is, met name als u beperkte prompts maakt.
  9. Als u een nieuwe rij of kolom aan de promptspagina wilt toevoegen, klikt u op de knop Nieuwe rij of Nieuwe kolom in de werkbalk. Schakel in de tabel 'Definitie' het selectievakje in dat hoort bij de prompt die in een nieuwe rij of kolom moet worden weergegeven.
  10. Als u een voorbeeld wilt bekijken van de manier waarop de prompt in het dashboard wordt weergegeven, gebruikt u het deelvenster 'Weergeven' om een voorbeeld van de prompt te bekijken met voorbeeldgegevens of klikt u op de knop Voorbeeld in de werkbalk om de prompt met werkelijke promptwaarden te bekijken.