Oracle Visual Builder

Oracle Visual Builder is een gehoste omgeving voor uw applicatieontwikkelingsinfrastructuur. Het biedt een open-source, op standaarden gebaseerde oplossing voor het samen ontwikkelen en implementeren van applicaties binnen Oracle Cloud.

Eerste stappen

Voordat u Oracle Visual Builder kunt gebruiken, moet deze functie zijn geactiveerd en geconfigureerd. De servicebeheerder activeert de functie voor de service. Hieronder valt ook het toevoegen van de hostnaam waar de apps worden gemaakt en opgeslagen. Zie Integratie met Oracle Visual Builder in Integrating and Extending Oracle Content Management. Voor integratie tussen de twee services is SSO (Single Sign-On) vereist. Beide services moeten zich dan ook in hetzelfde identiteitsdomein bevinden.

In Oracle Visual Builder moet het volgende worden gedaan om deze functie te kunnen gebruiken met Oracle Content Management:
  • CORS (Cross-Origin Resource Sharing) moet op de Oracle Visual Cloud Service site zijn geactiveerd.

  • Apps moeten zijn gemaakt, beschikbaar zijn voor insluiting en zijn geconfigureerd voor gebruik met Oracle Content Management.

  • Webapplicaties moeten zijn gemaakt en beschikbaar zijn voor insluiting in een iframe. De Sites SDK moet zijn geïmporteerd en er moet naar worden verwezen in de webapplicaties. Er moet een pagina-URL-parameter "ID" worden toegevoegd aan de webapplicaties.

Componenten in Oracle Visual Builder maken

Als de integratie is geactiveerd en apps en webapplicaties zijn gemaakt en klaar zijn voor gebruik, moet u een nieuwe component maken voor elke app die u wilt toevoegen aan uw sitepagina's.

  1. Haal in Oracle Visual Builder de URL voor de gepubliceerde webapplicatie op. Klik op het actuele project dat de webapplicatie bevat en klik op de webapplicatie. Kopieer de URL vanuit de adresbalk.
  2. Klik in Oracle Content Management op Ontwikkelaar en vervolgens op Alle componenten bekijken. Geregistreerde externe componenten en lay-outs worden weergegeven.

  3. Klik op Maken en kies Visual Builder component maken.

  4. Voer een naam in voor de component. U kunt geen naam gebruiken die al voor een andere component of lay-out wordt gebruikt.

    U kunt kleine letters, cijfers, onderstrepingstekens (_) en streepjes (-) gebruiken. Als u een spatie invoert, wordt deze automatisch vervangen door een onderstrepingsteken.

    Gebruik niet de volgende namen voor sjablonen, thema's, componenten, sites of sitepagina's: authsite, content, pages, scstemplate_*, _comps, _components, _compsdelivery, _idcservice , _sitescloud, _sitesclouddelivery, _themes, _themesdelivery. De volgende namen kunt u wel gebruiken voor sitepagina's, maar niet voor sjablonen, thema's, componenten of sites: documents, sites.

  5. Voer desgewenst een beschrijving in voor de component.

  6. Plak de URL in de live webapplicatie of de live klassieke applicatie.

  7. Klik op Maken. Als de component is gemaakt, wordt de naam ervan weergegeven in de lijst met componenten. U kunt de mappen en bestanden van de component of lay-out verkennen door in de lijst op de componentnaam te klikken.

  8. Ga als volgt te werk om een ander pictogram te selecteren dan het standaardpictogram dat aan de component is toegewezen:
    1. Selecteer de component in de lijst.

    2. Klik op Eigenschappen.

    3. Klik op het tabblad Logo component.

    4. Klik op een logo in de galerie met logo's en klik vervolgens op Gereed.

De componenten toevoegen aan een sitepagina

Nu kunt u de component voor de app toevoegen aan een van de sitepagina's. U kunt de component toevoegen aan een publieke of beveiligde pagina.

  1. Navigeer naar de pagina die u wilt bewerken en zorg ervoor dat Schakelaar 'Bewerken' is ingesteld op Bewerken.

  2. Voeg de component aan de pagina toe. De component wordt weergegeven in de sectie 'Aangepast'.

  3. Als u de component en de weergave ervan wilt bewerken, klikt u op het menupictogram Menupictogram 'Component' en kiest u Instellingen. U kunt het label voor de component en de weergave, de grootte en de uitlijning ervan aanpassen. Gebruik het tabblad 'Stijl' om de standaardstijl te gebruiken die aan de component uit de Oracle Visual Builder host is gekoppeld. Voor meer geavanceerde stijlen kunt u stijlklassen bewerken of toevoegen in het bestand design.css in de map met themaontwerpen voor de huidige sitesjabloon. Het prefix van stijlklassen is 'scs-component'.

U kunt de component in de voorbeeldmodus bekijken terwijl u de site bewerkt. Als uw site is gepubliceerd, zien sitebezoekers de Oracle Visual Builder app die is gekozen voor gebruik met die component. Deze app wordt in een iFrame op de pagina uitgevoerd.