De actieve verbinding instellen voor een blad

U kunt verbinding maken met verschillende gegevensbronproviders op verschillende bladen in een werkboek door voor elk blad de actieve verbinding in te stellen.

Ga als volgt te werk om de actieve verbinding voor een werkblad in te stellen:
  1. Maak een benoemde verbinding door een opgeslagen gedeelde of privéverbinding op te slaan als een privéverbinding.

    Dit proces wordt beschreven in Verbindingen opslaan als privéverbinding. Zodra deze verbindingen beschikbaar zijn voor u, kunt u de actieve verbinding voor een blad instellen op een van deze privéverbindingen, of benoemde verbindingen, zoals weergegeven in de volgende stappen.

  2. Open een werkmap en maak verbinding met een benoemde privéverbinding.

    U kunt desgewenst beginnen zonder verbinding te maken. In de volgende stap wordt u om uw inlogreferenties gevraagd.

  3. Selecteer op het Smart View-lint achtereenvolgens Verbindingen en Actieve verbindingen en schakel het selectievakje in naast de naam van de verbinding als deze optie nog niet is geselecteerd.

    Als u in de vorige stap geen verbinding hebt gemaakt, ziet u geen verbindingsnaam in de lijst Actieve verbindingen.

    Als u de verbindingsnaam niet ziet in de lijst Actieve verbindingen, selecteert u Verbindingen, vervolgens Benoemde verbindingen en schakelt u het selectievakje naast de verbindingsnaam in. U kunt nu de actieve verbinding voor het blad zien door achtereenvolgens Verbindingen en Actieve verbindingen te selecteren.

  4. Optioneel: schakel over naar een ander blad en herhaal de bovenstaande stappen om de actieve verbinding voor dat blad in te stellen.