Functies maken in de Functiebuilder

In de Functiebuilder kunt u een functie selecteren en opgeven welke verbinding en onderdelen u door de functie wilt laten gebruiken.

In de Functiebuilder wordt de functie vervolgens met de juiste syntaxis gemaakt en in de geselecteerde cel ingevoerd. U kunt deze functies bewerken.

Welke selecties beschikbaar zijn in een bepaald veld van de Functiebuilder, hangt af van de selecties die u in andere velden van de Functiebuilder hebt gemaakt. Voorbeeld: er worden alleen verbindingen weergegeven die door de geselecteerde functie worden ondersteund, en er worden alleen dimensies weergegeven die door de geselecteerde functie worden ondersteund.

Er kan een celverwijzing worden geselecteerd voor elk functieargument. Typfunctionaliteit is beschikbaar voor elk argument.

Ga als volgt te werk om functies te maken met de Functiebuilder:

  1. Maak verbinding met een gegevensbron.
  2. Selecteer een kubus en selecteer in het verbindingsdialoogvenster dat wordt weergegeven de optie Instellen als verbinding voor functies en typ vervolgens een naam voor de verbinding.

    In Afbeelding 17-1 is de naam voor de verbinding MyVision.

    Opmerking:

    U moet een naam voor de verbinding maken voor elk nieuw werkboek.

    De naam voor de verbinding wordt opgeslagen samen met het werkboek. Als u het opgeslagen werkboek opnieuw opent, krijgt u niet de vraag om een naam voor de verbinding in te voeren.

    Afbeelding 17-1 Optie en naam voor de verbinding


    Dialoogvenster voor verbinding met drie opties: 'Ad-hocanalyse', 'Actieve verbinding instellen voor dit werkblad' en 'Instellen als verbinding voor functies'. Ook het veld 'Naam' waar u de naam van de verbinding kunt invoeren die voor functies wordt gebruikt.
  3. Klik in het werkblad op de cel waarin u de functie wilt invoeren.
  4. Klik op het Smart View lint op Functies en klik vervolgens op Functie bouwen, Knop 'Functie bouwen', om het venster 'Functiebuilder' te starten.
  5. Kies in het venster 'Function Builder' een functie uit de lijst en klik vervolgens op Selecteren.

    Opmerking:

    Momenteel worden de volgende functies door Smart View ondersteund:

    • HsGetValue
    • HsSetValue
    • HsAlias

    In het voorbeeld in Afbeelding 17-2 is de functie HsGetValue geselecteerd.

    Afbeelding 17-2 Venster 'Function Builder', lijst met ondersteunde functies


    In Function Builder wordt een lijst met ondersteunde functies weergegeven waar u een functie kunt selecteren waarmee u wilt werken. HsGetValue is geselecteerd

    Als u op Selecteren hebt geklikt, wordt het venster van de geselecteerde functie weergegeven in de Functiebuilder.

    Afbeelding 17-3 Venster 'Functiebuilder', Onderdelenlijst


    Standaardvenster van Function Builder, alle velden met dimensie- en onderdeelargumenten zijn leeg
  6. Voer in Verbinding de naam voor de verbinding in die u hebt opgegeven in stap 2.
  7. In Onderdelenlijst voegt u voor elke dimensie in de kubus een argument toe met behulp van een van de volgende methoden:
    • Klik op de knop Onderdeel selecteren Knop 'Onderdeelsectie', opent het dialoogvenster 'Onderdeelselectie' naast het tekstvak met het argument en selecteer bij Onderdeelselectie een dimensie en een onderdeel. Herhaal dit voor elke dimensie in de kubus.
    • Voer het argument handmatig in door het dimensie-onderdeelpaar in de tekstvakken te typen met de notatie: dimensie#onderdeel. Bijvoorbeeld Jaar#Kwt1 of Jaar#Jan. Herhaal dit voor elke dimensie in de kubus.
    • Als u celverwijzingen wilt gebruiken, volgt u de procedure in Celverwijzingen gebruiken.

    Afbeelding 17-4 toont een volledige onderdelenlijst voor de functie HsGetValue.

    Afbeelding 17-4 Het venster 'Functiebuilder' voor HsGetValue op basis van de Sample-database van Planning Vision


    Het gevulde venster 'Functiebuilder' voor de functie HsGetValue
  8. Klik op Valideren en verbeter eventuele fouten.

    Fouten worden vermeld in het venster 'Function Builder', naast de gebieden met problemen.

    Voorbeelden van fouten die u mogelijk ziet zijn:

    • Verbinding offline of ongeldig
    • Ongeldige selectie
    • Onderdeelnaam is ongeldig of komt niet overeen met geselecteerde alias
    • Dimensienaam is ongeldig of komt niet overeen met geselecteerde alias
    • Onvolledige combinatie dimensie/onderdeel
    • Generieke 'fout' in gevallen van ontbrekende aanhalingstekens of andere kleine syntaxisfouten

    Bijvoorbeeld: Validatiefouten Functiebuilder toont eenvoudige spelfouten die het gevolg zijn van een ongeldige verbindingsnaam, een ongeldige dimensienaam in één argument en een ongeldige onderdeelnaam in een ander argument.

    Afbeelding 17-5 Validatiefouten Functiebuilder


    Spelfouten in de naam van de verbinding, een dimensienaam en een onderdeelnaam waardoor een inline-bericht over het probleem wordt weergegeven.

    Opmerking:

    Valideer alleen werken met de dimensie#onderdeel-combinaties die handmatig zijn ingetypt in de tekstvakken. Dit is niet van toepassing op de dimensie#onderdelen die zijn toegevoegd door het dialoogvenster Onderdeelselectie. Als alle dimensie#onderdeel-combinaties zijn ingevoerd met Onderdeelselectie, worden geen validatieberichten over deze combinaties weergegeven. U ziet mogelijk nog steeds een fout over de naam van de verbinding als deze verkeerd is gespeld. Als de naam van de verbinding juist is en alle andere dimension#member-combinaties zijn toegevoegd met het dialoogvenster Onderdeelselectie, wordt het bericht "Validatie geslaagd" niet weergegeven. Als de naam van de verbinding juist is en één van de dimension#member-combinaties is handmatig juist getypt, wordt het bericht "Validatie geslaagd"weergegeven.

  9. Verbeter de fouten en klik opnieuw op Valideren.

    Wanneer de functievalidatie is gelukt, wordt het bericht "Validatie geslaagd." weergegeven.

    Bericht over succesvolle validatie
  10. Als u de functie wilt uitvoeren, volgt u de procedure in Functies uitvoeren.