U kunt dashboards bewerken als u daarvoor de juiste rechten en machtigingen hebt.
Ga als volgt te werk om een dashboard te bewerken:
U kunt nieuwe pagina's aan dashboards toevoegen.
Ga als volgt te werk om een nieuwe pagina aan een dashboard toe te voegen:
Nadat u een nieuwe pagina hebt toegevoegd, kunt u er inhoud aan toevoegen. Zie voor meer informatie: Inhoud aan dashboards toevoegen.
Het toevoegen van inhoud aan een dashboard biedt een manier voor gebruikers om diverse gegevens op één plek georganiseerd te zien.
U kunt de volgende inhoud aan dashboards toevoegen:
Dashboardobjecten, waaronder objecten om de lay-out van de inhoud te bepalen zoals kolommen en secties, en objecten zoals tekst, mappen, actiekoppelingen, enzovoort.
Objecten die door u of iemand anders in de Oracle BI presentatiecatalogus zijn opgeslagen en waarvoor u de juiste rechten hebt, zoals analysen, prompts, enzovoort.
Opmerking:
dashboards mogen alleen worden gewijzigd door gebruikers met de juiste rechten en machtigingen.Ga als volgt te werk om inhoud aan een dashboard toe te voegen:
U kunt uw paginalay-out in een dashboard maken met behulp van slepen en neerzetten.
Wanneer u objecten sleept en neerzet in het gebied 'Paginalay-out' van de Dashboard-builder, moet u rekening houden met het volgende:
Als u een object in het gebied 'Paginalay-out' sleept, wordt een blauwe balk weergegeven ten teken dat de neerzetlocatie relatief is ten opzichte van een ander object. Als u een locatie aanwijst waar het object kan worden neergezet, wordt de rand van de doelcontainer oranje.
Als u een naamloos object naar het gebied 'Paginalay-out' sleept, krijgt het object een standaardnaam, zoals 'Sectie 1', 'Koppeling 1', enzovoort. Van sommige objecten kunt u de naam wijzigen in een duidelijke, beschrijvende naam.
Als u een object aanwijst dat is neergezet in het gebied 'Paginalay-out', wordt het getoond met een oranje rand en wordt de bijbehorende werkbalk weergegeven.
Kolommen worden gebruikt om inhoud uit te lijnen, terwijl de secties in de kolommen de eigenlijke inhoud bevatten. Als u een object sleept en neerzet in een leeg gebied 'Paginalay-out' of een object sleept en neerzet in een kolom waaraan nog geen sectie is toegevoegd, worden automatisch de benodigde containers voor dat object gemaakt. Als u bijvoorbeeld een sectie naar een leeg gebied 'Paginalay-out' sleept en neerzet, wordt automatisch een kolom gemaakt. Als u een analyse sleept en neerzet, worden automatisch een kolom en een sectie gemaakt.
Als u een analyse naar het gebied 'Paginalay-out' sleept, wordt standaard de samengestelde weergave geopend. Als u een andere weergave wilt tonen, klikt u op de knop Eigenschappen voor de analyse, selecteert u Weergave tonen en selecteert u de gewenste weergave.
Als u een tweede object naar een sectie sleept, kunt u het horizontaal of verticaal binnen de sectie neerzetten. Hiermee stelt u de lay-out voor de sectie in. Verdere objecten die u naar de sectie sleept, krijgen deze lay-out. U kunt de ingestelde lay-out wijzigen met de knoppen Horizontale lay-out en Verticale lay-out op de werkbalk van de sectie.
Opmerking:
Gebruik een klein systeemlettertype voor een juiste lay-out van tekst uit verschillende secties.Als u een sectie van de ene naar de andere kolom sleept, wordt alle inhoud in die sectie ook verplaatst.
U kunt uitgebreide pagina-eigenschappen instellen om inkomende navigatieparameters op te geven die u wilt instellen voor de huidige dashboardpagina.
Door uitgebreide pagina-eigenschappen in te stellen, kunt u bepalen hoe parameters die zijn gekoppeld aan navigatie-acties, worden toegepast. Als bijvoorbeeld een navigatiekoppeling een promptwaarde bevat, kunt u de context kiezen van de inkomende navigatiekoppeling die wordt toegepast op alle pagina's die zijn gekoppeld aan een dashboard, of het bereik van de context van de inkomende navigatiekoppeling beperken tot de openingspagina.
Ga als volgt te werk om uitgebreide pagina-eigenschappen in te stellen:
Bewerk het dashboard. Zie Dashboards bewerken voor informatie.
Navigeer naar de pagina waarvoor u het bereik van de inkomende navigatieparameters wilt instellen.
Klik op Extra en selecteer vervolgens Uitgebreide pagina-eigenschappen.
Het dialoogvenster Uitgebreide pagina-eigenschappen wordt weergegeven.
Bepaal het navigatietype dat u wilt gebruiken om het dashboard of de dashboardpagina te openen. De beschikbare opties zijn:
URL met prompts
Start-URL
Navigeren naar BI-inhoud
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u de inkomende navigatieparameters en de context zo wilt instellen, dat het bereik van de doorgegeven parameters en context wordt beperkt tot de openingspagina wanneer u deze dashboardpagina opent, selecteert u Pagina.
Als u de inkomende parameters voor het dashboard wilt instellen, selecteert u Dashboard.
Herhaal dit voor alle navigatietypen die zijn gekoppeld aan het dashboard.
Klik op OK.