De werkmapeigenschappen instellen in 'Presenteren'

De werkmap neemt de eigenschappen over die u hebt ingesteld in Visualiseren. U kunt Presenteren gebruiken om op te geven hoe de werkmap wordt weergegeven aan de eindgebruiker en hoe deze navigeert door de werkmap en ermee omgaat.

De navigatie door werkmapcanvassen opgeven in de presentatiemodus

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u de navigatieopties kiezen die het beste passen bij de wijze waarop u de gebruiker tussen de canvassen van de werkmap wilt laten navigeren.

U kunt ervoor kiezen om de canvasnavigatiebalk van de werkmap altijd weer te geven of deze alleen weer te geven wanneer de gebruiker de onderkant van de werkmap aanwijst. U kunt ook een navigatiebesturingselement kiezen dat matcht met de wijze waarop u de canvassen op de navigatiebalk van de werkmap wilt weergeven.
De volgende navigatiebesturingselementen zijn beschikbaar:
  • Onderste tabbladen: hiermee wordt elk canvas onderaan de werkmap als tabblad weergegeven, inclusief de titel van het canvas. De gebruiker klikt op de tabbladen om tussen de canvassen te navigeren.
  • Bovenste tabbladen: hiermee wordt elk canvas bovenaan de werkmap als tabblad getoond, inclusief de titel van het canvas. De gebruiker klikt op de tabbladen om tussen de canvassen te navigeren.
  • Navigatiebalk: hiermee wordt elk canvas onderaan de werkmap als cirkel weergegeven. De gebruiker klikt op de cirkels om tussen de canvassen te navigeren.
  • Filmstrip: hiermee wordt elk canvas onderaan de werkmap als miniatuur weergegeven. De gebruiker klikt op de miniaturen om tussen de canvassen te navigeren.
  • Geen: hiermee wordt het navigatiebesturingselement uit de werkmap verwijderd.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Canvasnavigatie' op het veld Stijl en selecteer hoe u de gebruiker tussen de canvassen van de werkmap wilt laten navigeren.
    Optie voor navigatiestijl voor canvas

  5. Optioneel: Klik op het veld Automatisch verbergen en selecteer Aan als u het navigatiepaneel wilt weergeven wanneer de gebruiker de cursor over onderkant van de werkmap beweegt.
  6. Klik op Opslaan.

De koptekstbalk van werkmappen tonen of verbergen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, wordt de koptekstbalk van de werkmap standaard weergegeven. U kunt de koptekstbalk tonen of verbergen.

De koptekstbalk bevat de titel van de werkmap die u opgeeft. Deze titel kan de naam van het canvas zijn, van de werkmap of een aangepaste naam.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Koptekst' op Koptekst om de optie op Uit te zetten als u de koptekstbalk wilt verbergen of op Aan als u de koptekstbalk wilt tonen.
    Optie voor tonen van koptekstbalk van werkmap

  5. Klik op Opslaan.

De kopteksttitel van een werkmap wijzigen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u opgeven welke naam u wilt tonen als de koptekst van de werkmap en hoe u de tekst van de koptekst wilt opmaken.

U kunt ook een afbeelding toevoegen aan de koptekst van de werkmap. Zie voor meer informatie: Een afbeelding toevoegen aan de koptekst van een werkmap in 'Presenteren'.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Koptekst' op het veld Titel en selecteer de naam die u als titel wilt gebruiken, of selecteer Aangepast en voer een titel in.
    Optie voor aanpassen van kopteksttitel van werkmap

  5. Optioneel: Klik op het veld Lettertype en geef de lettertypestijl, lettertypegrootte en eventuele opmaak op die u in de titel wilt gebruiken, bijvoorbeeld 'Vet' of 'Cursief'.
  6. Klik op Opslaan.

De koptekstkleur van een werkmap wijzigen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u de achtergrondkleur en transparantie van de koptekst van de werkmap aanpassen.

  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in het veld Achtergrond van de sectie 'Koptekst' op Aangepast.

  5. Gebruik in de sectie 'Koptekst' de velden Opvulkleur en Kleurtransparantie om te specificeren hoe u wilt dat de achtergrond van de koptekst wordt weergeven.
  6. Klik op Opslaan.

Een afbeelding toevoegen aan de koptekst van een werkmap in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u een afbeelding uit een bestand of URL toevoegen aan de koptekst van de werkmap en opgeven hoe u de afbeelding wilt weergeven.

  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in het veld Achtergrond van de sectie 'Koptekst' en selecteer vervolgens Aangepast.
  5. Klik in de sectie 'Koptekst' op het veld Bron en geef aan van waaruit de afbeelding moet worden opgehaald.
    • Als u URL selecteert, plakt u de URL van de afbeeldingsbron in het tekstveld.
    • Als u Bestand selecteert, klikt u op het pictogram 'Bestand uploaden' In deze afbeelding ziet u het pictogram 'Bestand uploaden'.. Blader vervolgens naar het bestand dat u wilt gebruiken en selecteer dit.
  6. Geef in de sectie 'Koptekst' de weergave-eigenschappen van de afbeelding op; bijvoorbeeld de breedte en de hoogte van de afbeelding.

  7. Klik op Opslaan.

Zoombeheer in 'Presenteren' tonen of verbergen

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, wordt zoombeheer in de koptekstbalk van de werkmap standaard verborgen. U kunt ervoor kiezen zoombeheer voor alle canvassen te tonen of te verbergen.

Wanneer het zoombeheer is ingesteld om te worden getoond, wordt het zoombeheer weergegeven in de koptekstbalk voor alle werkmapcanvassen waarvoor de canvaseigenschap Lay-out is ingesteld op Vrije indeling.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Inzoomen/Uitzoomen' op Inzoomen/Uitzoomen om de optie op Aan te zetten als u zoombeheer in de koptekstbalk wilt tonen. Stel de optie in op Uit als u zoombeheer in de koptekstbalk wilt verbergen.

  5. Klik op Opslaan.

Opties voor zoombeheer van de werkmap opgeven in de presentatiemodus

Wanneer u een prestentatiestroom ontwerpt, kunt u de zoominstelling kiezen die standaard wordt gebruikt wanneer de gebruiker een canvas opent.

Met de knop met de besturingselementen voor zoomen/lay-out kunnen consumenten in- en uitzoomen op het hele actieve canvas om het aan te passen aan hun scherm. Hoewel u het beheer voor de werkmap instelt, wordt zoombeheer alleen weergegeven voor canvassen waarvan de canvaseigenschap Lay-out is ingesteld op Freeform.
De eigenschappen van het zoombeheer die u op het tabblad Werkmap instelt, worden meegenomen naar de zoomeigenschappen van het actieve canvas. U kunt de zoomeigenschappen op het tabblad Werkmap overschrijven voor een bepaald canvas.
De schakeloptie van de zoomsectie moet zijn ingesteld op Aan voordat u de eigenschap Schaal kunt bijwerken.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.

  4. Klik in de zoomsectie op Schalen en selecteer de zoomgrootte die gebruikt wordt om het canvas te tonen wanneer een gebruiker het opent.
  5. Klik in de zoomsectie op Beheer om de optie op Uit in te stellen als u het zoombeheer in de koptekstbalk van de werkmap wilt verbergen voor alle canvassen of op Aan als u het zoombeheer wel wilt tonen in de koptekstbalk van de werkmap voor alle canvassen.
    Stel deze optie in op Uit wanneer uw werkmap veel canvassen bevat en u de optie 'Actief canvas' wilt gebruiken om het zoombeheer op slechts enkele canvassen wilt tonen.
  6. Klik op Opslaan.

De werkbalk van werkmappen tonen of verbergen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, wordt de werkbalk van de werkmap standaard getoond. U kunt aangeven of u de werkbalk van een werkmap al dan niet wilt tonen aan gebruikers.

  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik in Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Werkbalk' op Werkbalk om de optie op Uit te zetten als u de werkbalk wilt verbergen of op Aan als u de werkbalk wilt tonen.

  5. Klik op Opslaan.

Werkbalkopties voor werkmappen selecteren in 'Presenteren'

U kunt opgeven welke werkbalkopties voor werkmappen u wilt tonen aan de gebruiker.

U kunt de werkbalkeigenschappen kiezen die u wilt tonen aan gebruikers in 'Presenteren'. Voorbeelden van werkbalkeigenschappen zijn wijzigingen ongedaan maken en opnieuw uitvoeren, de werkmapgegevens vernieuwen, notities tonen, exports toestaan, filterpersonalisaties opnieuw instellen en het pictogram van en de lijst met aangepaste werkmapextensies weergeven.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Deselecteer in de sectie 'Werkbalk' de werkbalkopties die u wilt verbergen of selecteer de werkbalkopties die u wilt tonen.

  5. Klik op Opslaan.

De filterbalk van werkmappen tonen of verbergen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u de filterbalk van de werkmap tonen of verbergen.

Als u de filterbalk opneemt, kunnen gebruikers de filterwaarden van de werkmap bekijken, instellen en wijzigen. U kunt filterwaarden instellen en vervolgens de filterbalk verbergen, zodat de werkmap alleen specifieke gegevens bevat. Als u de filterbalk verbergt, kunnen gebruikers de filterwaarden niet wijzigen.
De filterbalkeigenschappen die u instelt op het tabblad Werkmap worden overgenomen door de eigenschappen van 'Filteracties' van 'Actief canvas'. U kunt de filterbalkeigenschappen op het tabblad Werkmap overschrijven voor een bepaald canvas.
Alle opties onder 'Filteracties' zijn grijs wanneer de optie Volledige interactiviteit is ingesteld op Uit. Zie voor meer informatie: Alle werkmap- en canvasacties in 'Presenteren' in- of uitschakelen.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik in Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Klik in de sectie 'Filterbalk' op Filterbalk om de optie op Uit te zetten als u de filterbalk wilt verbergen of op Aan als u de filterbalk wilt tonen.

  5. Klik op Opslaan.

Filteropties voor werkmap opgeven in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u opgeven welke filteropties voor werkmappen u wilt aanbieden aan de gebruiker, bijvoorbeeld om filters toe te voegen of filterwaarden te wijzigen.

De opties die u instelt op het tabblad Werkmap worden overgenomen door de eigenschappen van 'Filteracties' van 'Actief canvas'. U kunt de filterbalkeigenschappen op het tabblad Werkmap overschrijven voor een bepaald canvas.
Alle opties onder 'Filteracties' zijn grijs wanneer de optie Volledige interactiviteit is ingesteld op Uit. Zie voor meer informatie: Alle werkmap- en canvasacties in 'Presenteren' in- of uitschakelen.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Deselecteer in de sectie 'Filterbalk' de filterbalkopties die u wilt verbergen of selecteer de filterbalkopties die u wilt tonen.

  5. Klik op Opslaan.

Werkmapfilters tonen of verbergen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u afzonderlijke werkmapfilters verbergen of tonen.

Wanneer u in de presentatiestroom met filters werkt, worden filters die u verbergt of toont, opgeslagen in Presenteren en niet in Visualiseren.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Deselecteer in de sectie 'Werkmapfilters' de filters die u wilt verbergen of selecteer de filters die u wilt weergeven.

  5. Klik op Opslaan.

De acties voor werkmapvisualisaties opgeven in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u aangeven welke visualisatie-acties u beschikbaar wilt maken voor gebruikers in een werkmap. U kunt bijvoorbeeld opgeven dat de visualisatiewerkbalk van de werkmap items bevat voor sorteren, maximaliseren of toevoegen aan watchlist en dat het visualisatiemenu van de werkmap items bevat voor inzoomen, exporteren naar bestand, mailen of afdrukken, of het kopiëren van gegevens.

De visualisatie-eigenschappen die u instelt op het tabblad Werkmap worden overgenomen door de eigenschappen van 'Visualisatie-acties' van 'Actief canvas'. U kunt de visualisatie-eigenschappen op het tabblad Werkmap overschrijven voor een bepaald canvas. Zie voor meer informatie: Werkbalkopties voor canvasvisualisatie selecteren in 'Presenteren'.
Alle opties onder 'Visualisatie-acties' zijn grijs wanneer de optie Volledige interactiviteit is ingesteld op Uit. Zie voor meer informatie: Alle werkmap- en canvasacties in 'Presenteren' in- of uitschakelen.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Deselecteer in de sectie 'Visualisatie-acties' de acties die gebruikers niet mogen uitvoeren of selecteer de acties die gebruikers mogen uitvoeren.

  5. Klik op Opslaan.

De uitlijning van de visualisatie van werkmapcanvassen wijzigen in 'Presenteren'

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u bepalen waar de visualisaties worden getoond op de canvassen van de werkmap. Hierdoor kunt u de beste plaatsing van de visualisaties kiezen op basis van de schermgrootte en -resolutie van de eindgebruiker.

Als de canvassen van de werkmap bijvoorbeeld elk één visualisatie bevatten, dan kunt u Centreren kiezen om witruimte toe te voegen rond de visualisaties om deze te centreren op de canvassen.
De uitlijningsopties zijn:
  • Linksboven uitlijnen: Voegt witruimte toe aan de rechterkant van de visualisaties op het canvas, maar niet aan de boven- en linkerkant van het canvas. Dit is de standaardwaarde.
  • Boven centreren: Voegt witruimte toe aan de linker- en rechterkant van de visualisaties op het canvas, maar niet aan de bovenkant van het canvas.
  • Centreren: Voegt witruimte toe aan de boven-, linker- en rechterkant van de visualisaties op het canvas.
U kunt ook de posities van de visualisaties op een canvas wijzigen. Zie voor meer informatie: De plaatsing van een visualisatie op een canvas wijzigen in 'Presenteren'.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Ga in de sectie 'Presentatieopmaak' naar het veld Uitlijning van letterbox en kies een uitlijning.

  5. Klik op Opslaan.

Alle werkmap- en canvasacties in 'Presenteren' in- of uitschakelen

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, zijn alle filterbalk- en visualisatie-acties standaard ingeschakeld. U kunt acties afzonderlijk uit- en inschakelen, maar u kunt ook de optie Volledige interactiviteit gebruiken om alle acties voor de canvassen van de werkmap uit of in te schakelen.

Voorbeelden van filteracties zijn filters toevoegen, filters verwijderen en selecties van filterwaarden wijzigen. Voorbeelden van visualisatie-acties zijn inzoomen, exporteren en sorteren op.
Als u alle filter- en visualisatie-acties wilt uitschakelen die de gebruiker kan uitvoeren op alle canvassen, stelt u het veld Volledige interactiviteit in op Uit.
Als u het veld Volledige interactiviteit instelt op Aan, kunt u afzonderlijke filter- en visualisatie-acties instellen om te bepalen hoe de gebruiker kan werken met de werkmap en de canvassen.
  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Ga in de sectie 'Interactiviteit' naar het veld Volledige interactiviteit.

    • Selecteer Uit om alle filter- en visualisatie-acties te deactiveren op alle canvassen.
    • Selecteer Aan om alle filter- en visualisatie-acties te activeren op alle canvassen.
  5. Klik op Opslaan.

De personalisatie-opties opgeven in de presentatiemodus

Wanneer u een presentatiestroom ontwerpt, kunt u aangeven of de filterwaarden die de eindgebruiker selecteert automatisch opnieuw worden toegepast wanneer de gebruiker de werkmap opnieuw opent.

De personalisatieopties zijn:
  • Filter: selecteer dit voor het opnieuw toepassen van dashboardfilterselecties, visualisatiefilterselecties en eventuele visualisaties waarbij Gebruiken als filter is geactiveerd wanneer een gebruiker de werkmap opnieuw opent. Zie voor meer informatie: Informatie over filterpersonalisaties.

  • Parameter: selecteer dit voor het opnieuw toepassen van dashboardfilterselecties en visualisatiefilterselecties die parameters gebruiken als filterbesturingselementen wanneer een gebruiker de werkmap opnieuw opent. Zie voor meer informatie: Een parameter gebruiken als dashboardfilterbesturingselement.

  1. Ga op de beginpagina met uw muis op een werkmap staan en klik op Acties. Selecteer vervolgens Openen.
  2. Klik op Presenteren.
  3. Klik op de pagina Presenteren op het tabblad Werkmap.
  4. Deselecteer in de sectie 'Personalisatie' de filterselecties van de gebruiker die toegepast moeten worden of selecteer de filterselecties van de gebruiker die toegepast moeten worden wanneer de gebruiker een werkmap opnieuw opent.

  5. Klik op Opslaan.