Eigenschappen voor kolommen instellen

Wanneer u een analyse opbouwt, kunt u kolomeigenschappen bewerken om het uiterlijk van de kolom te bepalen. U kunt bijvoorbeeld opgeven dat waarden in de kolom 'Opbrengsten' worden weergegeven met twee decimalen en een euroteken.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster 'Geselecteerde kolommen' naast de kolomnaam op Opties en selecteer vervolgens Kolomeigenschappen.
  3. Geef op hoe u de kolomwaarden wilt weergeven.
  4. Maak kolomkoppen en aangepaste tekst op, en voeg voorwaarden voor gegevensweergave toe.
  5. Geef op welke actie moet worden uitgevoerd wanneer een gebruiker op een kolomkop of -waarde klikt.
  6. Stel de standaardkolomopmaak in.
  7. Klik op OK.

Opmaak op inhoud toepassen

U kunt basisopmaak toepassen op waarden in een groot aantal typen inhoud, waaronder kolommen, weergaven en dashboardpaginasecties.

Bijvoorbeeld: u kunt regionamen in een kolom weergeven in 14-punts Arial en in de kleur rood. Ook kunt u namen van provincies weergeven in 12-punts Calibri en de kleur blauw.

  1. Klik in het deelvenster 'Geselecteerde kolommen' naast de kolomnaam op Opties en selecteer vervolgens Kolomeigenschappen.
  2. Geef de stijlkenmerken van de kolom op, zoals lettertype, celuitlijning en rand.
  3. Klik op OK.

Kolommen opmaken

Wanneer u een analyse maakt, kunt u eigenschappen voor kolommen bewerken om de weergave en lay-out ervan te bepalen. U kunt ook opgeven dat opmaak alleen moet worden toegepast als de inhoud van de kolom aan bepaalde voorwaarden voldoet.

Bijvoorbeeld: u kunt opgeven dat waarden hoger dan 1 miljoen dollar in de kolom 'Opbrengsten' worden weergegeven met een groene achtergrond.

  1. Klik in het deelvenster 'Geselecteerde kolommen' naast de kolomnaam op Opties en selecteer vervolgens Kolomeigenschappen.
  2. Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Kolomopmaak'.
  3. Als u de kolom in de analysen wilt verbergen zonder dat dit invloed heeft op de aggregatie van waarden, schakelt u het selectievakje Verbergen in.
    Bijvoorbeeld: u wilt een analyse maken die alleen klanten uit Illinois bevat. U kunt de kolom Customers.State verbergen omdat u deze kolom alleen hebt toegevoegd voor filterdoeleinden.
  4. Selecteer Aangepaste koppen om uw eigen waarden in te vullen in de velden Mapkop en Kolomkop. U kunt deze velden gebruiken om te verwijzen naar variabelen en om de kopwaarden op te maken. Deze waarden identificeren de kolom in de analyse.
  5. Als u beheerrechten hebt die zijn geactiveerd, dan kunt u kopteksten aanpassen met html-opmaak, waaronder JavaScript. Selecteer Aangepaste koptekst en selecteer vervolgens Bevat html-opmaak. Voer nu de html-opmaak in die u wilt toepassen.

    Als u deze optie wilt activeren, vraagt u een beheerder om de optie HTML-/JavaScript-/CSS-inhoud toestaan in de console in te stellen (onder 'Beveiliging' in 'Geavanceerde systeeminstellingen').

  6. Als u de weergave van herhaalde gegevenswaarden wilt wijzigen voor de kolom, selecteert u een van de opties voor Waardeonderdrukking.
    Als dezelfde waarde in meerdere opeenvolgende rijen wordt weergegeven, kunt u aangeven dat deze waarde slechts één keer mag verschijnen.
  7. Als u de standaardweergaveoptie voor gegevens wilt overschrijven voor de kolom, klikt u op het tabblad 'Gegevensopmaak'.
    De opties op het tabblad zijn afhankelijk van het gegevenstype.
  8. Als u wilt opgeven dat kolomwaarden op basis van bepaalde criteria op een bepaalde manier worden weergegeven, klikt u op het tabblad 'Voorwaardelijke opmaak'. Voorwaardelijke opmaak kan uit kleuren, lettertypen, afbeeldingen, enzovoort bestaan voor de gegevens en voor de cel die de gegevens bevat. In een warmtematrix kunt u geen voorwaardelijke opmaak toepassen op de achtergrond van gegevenscellen of de lettertypekleur.
  9. Klik op Voorwaarde toevoegen en selecteer een kolom.
  10. Selecteer een operator, bijvoorbeeld is gelijk aan/is in of is groter dan.
  11. Geef een waarde op voor de operator door rechtstreeks een waarde te typen (bijvoorbeeld 1000000) of door een waarde te selecteren in de lijst.
  12. Optioneel: Klik op Meer opties toevoegen om een variabele toe te voegen aan de voorwaarde.
  13. Geef de opmaak op die moet worden toegepast als aan de voorwaarde is voldaan.
  14. Klik op OK.

Uw analysen dynamisch maken

U kunt opgeven welke actie moet worden uitgevoerd als een gebruiker op een kolomkop of -waarde in een analyse klikt. Bijvoorbeeld: u kunt opgeven dat wanneer een gebruiker op de kolomwaarde 'Product' klikt, er wordt gedrild naar de opgetelde gegevens om de kolomwaarde te maken.

Interactiviteit toevoegen aan analysen

U kunt weergaven interactiever maken door de interacties toe te voegen die beschikbaar zijn wanneer een gebruiker met de linkermuisknop in een weergave klikt of met de rechtermuisknop klikt om een pop-upmenu weer te geven. Bijvoorbeeld: u kunt de primaire standaardinteractie (klikken met de linkermuisknop) voor een kolom met geografische regio's opgeven als Drillen. Hierdoor kunnen gebruikers omlaag drillen naar subregio's.

Voor hiërarchische gegevens is de standaardinteractie bij een klik met de linkermuisknop inzoomen op de details van de gegevens. U kunt opties voor een klik met de rechtermuisknop toevoegen, bijvoorbeeld om een webpagina of koppeling naar een weergave weer te geven.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster 'Geselecteerde kolommen' naast de kolomnaam op Opties en selecteer vervolgens Kolomeigenschappen.
  3. Klik in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op het tabblad 'Interactie'.
    U kunt interacties opgeven voor de kolomkop en gegevenswaarden.
  4. Klik op Primaire interactie naast Kolomkop of Waarde en selecteer het gewenste gedrag. Selecteer bijvoorbeeld 'Geen' om de actie te deactiveren of selecteer 'Drillen' om meer details weer te geven.
    • Gebruik 'Geen' om alle interacties voor de kolom te deactiveren.
    • Gebruik Drillen om een dieper niveau van gedetailleerde inhoud weer te geven als de gegevens hiërarchisch zijn. Als er geen hiërarchie is geconfigureerd voor de kolom, is drillen niet geactiveerd.
    • Gebruik Actiekoppelingen om een webpagina te openen of naar ondersteunende BI-inhoud te gaan.
    • Gebruik Hoofd-detailevents versturen om weergaven te koppelen zodat een bepaalde weergave de wijzigingen in een of meer andere weergaven bepaalt.
  5. Klik op OK.

    Als u met de rechtermuisknop op een dashboardkolom of gegevenscel klikt, kunt u opgeven welke interacties beschikbaar zijn tijdens runtime. Hier volgt een voorbeeld van de beschikbare interacties als u met de rechtermuisknop op een productnaam klikt in de kolom 'Producten'. Deze kolom bevindt zich in een tabel met de best presterende producten op basis van de opbrengsten.

    Van de getoonde selecties kunt u Drillen, Groep maken en Berekend item maken instellen.

Interacties beschikbaar maken

Als u interacties toevoegt aan analysen, maakt u deze interacties vervolgens voor anderen beschikbaar in pop-upmenu's.

  1. Open de analyse die u wilt bewerken.
  2. Klik op het tabblad Criteria of het tabblad Resultaten.
  3. Klik op de werkbalk op Analyse-eigenschappen bewerken.
  4. Klik op het tabblad Interacties.
  5. Selecteer de interacties die u beschikbaar wilt maken voor de analyse.
  6. Klik op OK.

Standaardopmaak instellen voor uw systeem

U kunt standaard kolomindelingen voor het hele systeem opslaan wanneer u over de juiste rechten beschikt. Wanneer u een standaardinstelling opslaat voor het hele systeem, krijgen gebruikers een consistentere ervaring en besparen ze tijd wanneer ze met analyses werken.

U kunt bijvoorbeeld Times New Roman instellen als standaardwaarde voor tekstkolommen voor het gehele systeem.

U kunt het beste de standaardwaarde wijzigen in plaats van deze te overschrijven door specifieke waarden.

  1. Open een analyse die u wilt bewerken.
  2. Klik in het deelvenster 'Geselecteerde kolommen' naast de kolomnaam op Opties en selecteer vervolgens Kolomeigenschappen.
  3. Geef in het dialoogvenster 'Kolomeigenschappen' op hoe kolommen standaard moeten worden opgemaakt.
  4. Klik op Opslaan als standaard.
  5. Klik op OK.