Statuswaarden toevoegen, bewerken of verwijderen

Met de functie 'Batchstatus' kunt u statuswaarden toewijzen aan batches. Wanneer u een status toevoegt aan een procedure, kunt u deze status toewijzen aan batches in profielen en aan processortaken. Ook kunt u op elk moment de status bewerken nadat u deze hebt gemaakt. Onthoud dat wijzigingen die u aanbrengt in een batchstatus, in de gehele procedure worden toegepast. Als u een batchstatus verwijdert, is deze niet meer beschikbaar in clientprofielen en processoren en kunnen gebruikers deze batchstatus niet meer toewijzen aan batches.

U kunt batchstatuswaarden op de volgende manieren gebruiken:
  • In een clientprofiel kunt u een standaardbatchstatus toewijzen die aan batches wordt toegewezen wanneer deze worden gemaakt. Zie voor meer informatie: Clientprofielen.

  • Clientgebruikers kunnen een batchstatus wijzigen door deze te selecteren uit de beschikbare statuswaarden of door batches te zoeken op basis van hun status.

  • Bepaalde batchprocessoren kunnen batchstatuswaarden na een al dan niet geslaagde verwerking wijzigen.

  • De batchstatus kan bij vastlegging worden uitgevoerd als metagegevenswaarde.

Ga als volgt te werk om een batchstatus te configureren:

  1. Selecteer de procedure in het deelvenster 'Procedures' aan de linkerkant.

    De configuratiepagina's voor de geselecteerde procedure worden rechts weergegeven.

  2. Open het tabblad Classificatie van de procedure.
  3. Klik in de tabel Batchstatuswaarden op Nieuwe batchstatus maken.
  4. Voer in het dialoogvenster Status toevoegen/bewerken een betekenisvolle naam in voor de status en klik op OK.

    De nieuwe status wordt weergegeven in de tabel 'Batchstatuswaarden'.

    Selecteer in de tabel Batchstatuswaarden een batchstatus die u wilt verwijderen en klik op Batchstatus verwijderen.