Oracle Content Management instances migreren vanuit oude Cloud Infrastructure

Als u Oracle Content Management instances uitvoert op oude Cloud Infrastructure met een onbemeterd abonnement, wordt aanbevolen om deze instances te migreren naar de nieuwe native Oracle Cloud Infrastructure (OCI) omgeving, OCI Gen 2 (dat wil zeggen dat de service-instances worden beheerd met Infrastructure Console). Dit zorgt ervoor dat u in de toekomst profiteert van de voordelen en verbeteringen van het cloudplatform van Oracle.

Voordat u het migratieproces start, moet u enkele stappen uitvoeren en de migratie samen met Oracle Support plannen.

  1. Migreer uw abonnement naar een Universal Credits abonnement. Neem contact op met uw Oracle account manager voor hulp hierbij.
  2. Maak een nieuwe instance van Oracle Content Management op OCI met Infrastructure Console. Dit zal de doelinstance zijn waarheen uw gegevens worden gemigreerd. Gebruik deze instance NIET voordat de migratie is voltooid.
  3. Uw gebruikers van traditionele cloudaccounts migreren naar Oracle Identity Cloud Service (IDCS) accounts. Zorg ervoor dat gebruikersnamen bewaard blijven zodat rollen en rechten op de juiste wijze kunnen worden toegewezen tijdens het migratieproces. In het geëxporteerde CSV-bestand is de gebruikersnaam de ingang "User Login" (inlognaam gebruiker). De gebruikersrollen worden toegewezen volgens de gebruikerstoewijzing.
  4. Bereid u voor op migratie door gegevens te verzamelen die u nodig hebt voor uw serviceaanvraag en door een lijst te maken met alle integraties die u hebt voor stappen die u zult moeten uitvoeren na de migratie.
  5. Verstuur een serviceaanvraag voor migratie en bevestig de datum en tijd van uw migratie.
  6. Houd de voortgang van de migratie in de gaten. Uw serviceaanvraag wordt bijgewerkt al naargelang de voortgang van uw migratie en wanneer de migratie gereed is, wordt u gevraagd om te controleren of uw nieuwe instance naar verwachting werkt.
  7. Rond de migratie af door alle stappen uit te voeren die nodig zijn om alle integraties te migreren die uw instance heeft met andere services of applicaties.
  8. Migreer uw sites die gebruikmaken van activa en maak ze compatibel met meerdere talen.
  9. Migreer uw activa die waren uitgesloten van migratie.
  10. Communiceer de wijziging naar uw gebruikers.

Gebruikerstoewijzing

In deze tabel wordt de toewijzing van Oracle Content Management autorisatiegroepen voor OCI applicatierollen beschreven.

Oracle Content Management autorisatiegroep OCI-applicatierol
DocumentsServiceUser CECStandardUser
DocumentsServiceAdmin CECServiceAdministrator
SitesServiceVisitor CECSitesVisitor
SitesServiceAdmin CECSitesAdministrator
ContentAdministratorRole CECContentAdministrator
CECSStandardUser CECStandardUser
CECSEnterpriseUser CECEnterpriseUser

Opmerking:

Als het IDCS-doeldomein al een gebruiker met dezelfde gebruikersnaam bevat, worden aan de gebruiker de OCI applicatierollen toegewezen die corresponderen met de Oracle Content Management autorisatiegroepen van de gebruiker.

Voorbereiding voor migratie

  • Noteer de URL van de nieuwe instance (het doel) die u hebt gemaakt om deze in uw migratieaanvraag op te nemen.
  • Noteer de URL van uw oude instance (de bron) om deze in uw migratieaanvraag op te nemen.
  • Maak een inventaris van alle integraties die uw oude instance heeft met alle andere services of applicaties, het zij rechtstreeks of via REST-API-aanroepen. Als er dergelijke integraties zijn, dan moet u enkele acties ondernemen na de migratie.

Verstuur een serviceaanvraag voor migratie

Wanneer u gereed bent voor migratie, moet u een migratieaanvraag versturen om het proces op gang te brengen:

  1. Meld u aan bij Oracle Cloud Support.
  2. Maak een nieuwe serviceaanvraag.
  3. Selecteer voor Probleemtype de optie Migratie service-instance en kies vervolgens Van Non-Metered Subscription naar OCI-Gen2.
  4. Geef de volgende gegevens in uw serviceaanvraag op:
    • De URL van uw broninstance (de instance vanwaar u migreert)
    • De URL van de doelinstance (de instance waarheen u migreert)
    • Als u Akamai geleverd door Oracle gebruikt, vermeld dit dan zodat we een tijd kunnen inplannen voor het bijwerken van de URL's in uw Akamai-configuratie na de migratie.
  5. Geef de voorkeursdatum op waarop u de migratie wilt starten.
  6. Verstuur uw serviceaanvraag.

    Nadat Oracle Support uw serviceaanvraag voor migratie heeft ontvangen, plannen we uw migratie in op basis van de datum die u heeft aangevraagd. De serviceaanvraag wordt bijgewerkt met de datum en tijd waarop uw migratie zal beginnen.

  7. Bevestig in de serviceaanvraag dat u de begindatum en -tijd van de migratie goedkeurt.

De serviceaanvraag wordt bijgewerkt om de voortgang van de migratie te tonen. De gegevensmigratie wordt op de achtergrond bijgewerkt, er is geen actie vereist van uw kant anders dan de updates van de serviceaanvraag bij te houden en de migratie te valideren zodra die gereed is.

Het migratieproces

Dit is wat er tijdens de migratie gebeurt:

  1. Oracle Support werkt de serviceaanvraag bij wanneer de migratie begint.

    Belangrijk:

    Op dit punt mag u geen wijzigingen maken in uw oude (bron)instance. Alle wijzigingen die zijn gemaakt nadat de migratie is gestart, worden niet naar uw nieuw instance gemigreerd.
  2. Uw inhoud- en configuratiegegevens worden vanuit uw oude instance (de bron) geëxporteerd en in uw nieuwe instance (het doel) geïmporteerd.
  3. Wanneer de migratie is voltooid, wordt de serviceaanvraag door Oracle Support bijgewerkt en wordt u gevraagd uw instance te valideren om te controleren of alles werkt zoals verwacht.
  4. Als u problemen tegenkomt, noteert u deze in de serviceaanvraag. Er zal bij Oracle Support aan worden gewerkt om de problemen op te lossen en u wordt er via de serviceaanvraag van op de hoogte gesteld wanneer de instance gereed is voor validatie.
  5. Wanneer alles naar verwachting werkt, noteert u in de serviceaanvraag dat u de gemigreerde instance accepteert.

Opmerking:

De oude instance blijft behouden zodat u deze kunt raadplegen voor validatiedoeleinden. U moet ook alle sites die gebruikmaken van activa migreren en alle overige activa migreren die van de migratie waren uitgesloten.

De migratie afronden

Als uw oude instance met andere services of applicaties was geïntegreerd of er mee communiceerde, hetzij rechtstreeks hetzij via REST-API-aanroepen, dan moet u mogelijk post-migratietaken uitvoeren.

De volgende items zijn van toepassing op alle services:

  • Controleer de OCI-applicatierollen en wijs rollen toe die niet in de broninstance voorkwamen, zoals de applicatierol 'CECRepositoryAdministrator'.
  • Configureer gebruikersreferenties voor alle integraties waarin deze worden gebruikt. Referenties worden niet gemigreerd.
  • Het patroon van de Oracle Content Management URL is anders, dus moet u de URL's bijwerken in de integraties waarin ze worden gebruikt.

    De oude URL's maakten gebruik van het volgende patroon:

    https://<servicenaam>-<accountnaam>.<regio>.oraclecloud.com/documents

    De nieuwe URL's maken gebruik van het volgende patroon:

    https://<servicenaam>-<accountnaam>.<servicetype>.ocp.oraclecloud.com/documents

  • Configureer de instellingen voor CORS en ingesloten inhoud opnieuw. Doelservice-instellingen worden niet gemigreerd.
  • Standaardsites worden gemigreerd, maar ondernemingssites niet. Migreer ondernemingssites en alle digitale activa en inhouditems die aan de sites zijn gekoppeld. Hiertoe moet u een sjabloon maken voor elke ondernemingssite, de sjabloon exporteren van de broninstance en deze importeren in de doelinstance.
  • Verwijder alle aangepaste controllers die worden gebruikt in gemigreerde sites, of werk ze bij.
Integratie Wat u moet doen na migratie
Oracle Integration
  • Configureer de referenties opnieuw.
  • Werk de URL's van Oracle Content Management bij in Oracle Integration Cloud.
Oracle Commerce Cloud
  • Configureer de referenties opnieuw.
  • Werk de URL's van Oracle Content Management bij in Oracle Commerce Cloud.
Oracle Process Cloud Service
  • Configureer de referenties opnieuw.
Oracle Eloqua Cloud Service
  • Configureer de referenties opnieuw.
Oracle Intelligent Advisor
  • Configureer de referenties opnieuw.
Oracle Cobrowse Cloud Service
  • Configureer de referenties opnieuw.
Responsys
  • Configureer de referenties opnieuw.
Visual Builder Cloud Service (VBCS)
  • Configureer de referenties opnieuw.
  • Werk de URL's van Oracle Content Management bij in VBCS-componenten.
CDN/Akamai
  • Als u Akamai geleverd door Oracle gebruikt, stemt u een tijdstip af met Oracle Support voor het bijwerken van de URL's van Oracle Content Management in uw Akamai-configuratie. Anders moet u de URL's zelf bijwerken in uw CDN-configuratie.
REST-API-aanroepen
  • Werk de URL's van Oracle Content Management bij in alle REST-API-aanroepen.
Gebruik client SDK/CL
  • Als de URL lokaal aan de kant van de client (in cache) wordt opgeslagen, werkt u de URL's van Oracle Content Management in de configuratie bij.
Connectoren
  • Configureer de referenties opnieuw.

Opmerking:

Alle bladwijzers in uw inhoud op uw oude instance werken niet meer omdat de URL van uw nieuwe instance is gewijzigd.

Uw sites die gebruikmaken van activa migreren

Sites die geen gebruikmaken van activa worden automatisch gemigreerd, maar voor sites die wel gebruikmaken van activa moeten enkele aanvullende stappen worden uitgevoerd. Anders werken ze niet correct in uw nieuwe Oracle Content Management instance.

De OCE Toolkit installeren

De opdracht "cec migrate-site" is nieuw, dus u moet de OCE Toolkit installeren vanuit de Git-repository voor webclients, ook als u deze al eerder hebt gedownload en geïnstalleerd.

Volg de aanwijzingen op de pagina met de toolkit voor sites om de OCE Toolkit te downloaden en te installeren.

De doelserver registreren

Registreer de verbindingsgegevens voor de doelserver (de server waarnaar u sites migreert):

> cec register-server <target_server_name>
          -e http://<target_server>:<target_port>
          -u <target_username> -p <target_password>
          -t pod_ec
  • <target_server_name> wordt gebruikt voor identificatie van het doeleindpunt. U kunt elke willekeurige naam opgeven.
  • <target_server> en <target_port> vormen samen de URL voor toegang tot de doelserver.
  • Voor <target_username> en <target_password> moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord opgeven van degene die de sitesjablonen van de bronserver gaat exporteren, zodat er geen autorisatieproblemen optreden bij het importeren van de sjablonen tijdens de migratie.
  • De waarde "pod_ic" is het type doelserver om aan te geven op welke type server de instance is gebouwd.

Uw sites migreren

Voer de volgende stappen uit om uw sites te migreren:

  1. Op de bronserver moet u sjablonen maken op basis van elke site waarin activa zijn opgenomen.
  2. Op de bronserver moet u elke sjabloon exporteren. Zorg ervoor dat u deze stap uitvoert als de gebruiker waarnaar u hebt verwezen bij het registreren van de doelserver.
  3. Meld u op de doelserver aan als repositorybeheerder (een gebruiker met de rol CECRepositoryAdministrator). Maak daarna een repository voor de activa die met de sjabloon worden geïmporteerd.
  4. Voer de volgende opdracht uit voor elke gedownloade sjabloon en vervang daarbij <site_name> door de gewenste naam voor de site op de doelserver:
    > cec migrate-site <site_name> --template <template_path_and_name> 
    --destination <registered_target_server_name> --repository <repository_name>
  5. Deel de gemigreerde sites en activa toepasselijk op de doelserver.

Stappen na migratie

Na de migratie van uw site wordt deze uitgevoerd met Content REST v1.1-aanroepen. Dit kan enkele problemen veroorzaken die moeten worden opgelost voordat de site correct functioneert. Bekijk de volgende punten om te bepalen wat u moet doen:

  • Als u ContentSDK gebruikt, worden uw aanroepen automatisch bijgewerkt voor het gebruik van v1.1 Content REST-aanroepen.
  • Als in uw inhoudlay-outs geen ondersteuning voor v1.1 wordt vermeld, wordt door ContentSDK ook de ingang "data" (v1.0) toegevoegd in de respons. Deze verwijst simpelweg naar de ingang "fields" (v1.1) zodat uw sjabloon mogelijk zonder wijziging nog steeds correct functioneert.
  • Als u de syntaxis "fields.type.equals=" v1.0 Content REST gebruikt in uw aanvullende zoekvraagstring, wordt geprobeerd deze te parseren en wijzigen volgens de syntaxis van v1.1. Dit moet u echter valideren.
  • Als u Content REST v1.0-aanroepen rechtstreeks uitvoert (in plaats van via ContentSDK), zullen deze mislukken. U moet uw aangepaste code corrigeren en deze aanroepen upgraden.
  • Zo ook moet u alle aangepaste inhoudzoekvragen met de syntaxis "fields.type.equals=" v1.0 bijwerken naar de syntaxis 'q=(type eq "..")'.
  • "updateddate" versus "updatedDate": dit zou verholpen moeten worden door CaaS, maar totdat er een EC-build is met ondersteuning voor beide waarden in de Content REST v1.1 API moet u alle "updateddate"-waarden wijzigen in de waarde "updatedDate" in kameelKapitalen.

Uw gemigreerde site meertalig (MLS-compliant) maken

Als uw site eenmaal correct functioneert, moet u deze MLS-compliant maken. Als u een bedrijfssite op een External Compute server maakt, is een standaardtaal en een lokalisatiepolicy vereist. Na het kopiëren van uw site is het nog geen MLS-site, dus u moet de site upgraden naar een MLS-site zodat toekomstige functionaliteit wordt ondersteund.

In de volgende tabel ziet u de verschillen tussen MLS-sites en niet-MLS-sites.

Siteobject MLS-site Niet-MLS-site
Inhouditems De taalvariant van het inhouditem wordt weergegeven, niet het inhouditem dat op de pagina is neergezet. De taal kan worden gewijzigd, afhankelijk van de gekozen taal waarin de site wordt weergegeven. Het inhouditem dat op de pagina is neergezet, wordt altijd weergegeven.
Inhoudlay-outs Inhoudlay-outs moeten v1.1 API's ondersteunen. Anders wordt er een waarschuwing weergegeven in plaats van het inhouditem. Dit komt doordat aan alle aanroepen voor v1.1 API's een "locale" wordt toegevoegd die niet wordt ondersteund in de v1.0 API. Inhoudlay-outs kunnen v1.0 of v1.1 zijn. Als de inhoudlay-out alleen v1.0 ondersteunt, wordt door ContentSDK de ingang "data" in de respons toegevoegd voor de corresponderende ingang "fields". Er kunnen zich nog andere problemen voordoen, dus beschouw dit niet als ondersteunde functie voor het upgraden van de inhoudlay-out.
Inhoudlijsten Alleen inhouditems die beschikbaar zijn in de aangevraagde taalvariant worden weergegeven. Alle inhouditems worden weergegeven, ongeacht de taal. De gebruiker heeft de mogelijkheid in de inhoudlijst om de resultaten te koppelen aan een specifieke taal. Zo kunt u twee inhoudlijsten op de pagina hebben waarin resultaten worden getoond in verschillende talen. Deze taalkeuzeoptie in het instellingenpaneel is niet beschikbaar voor MLS-sites.
defaultLocale MLS-sites hebben een standaardlandinstelling. Dit betekent dat alle inhoudquery's alleen inhouditems in die landinstelling (of niet-vertaalbare inhouditems) retourneren. Een niet-MLS-site heeft geen standaardlandinstelling, dus de gebruikte inhoudquery retourneert alle inhouditems, ongeacht de taal van het inhouditem.
Lokalisatiepolicy

Hiermee wordt de lijst met beschikbare talen voor de site gedefinieerd. Er is een dropdownlijst hiervan in de builder.

Ook in de beheerinterface is er een dropdownlijst van talen zodat u de site kunt openen/bekijken in de aangevraagde taal.

Omdat er geen lokalisatiepolicy is, is de dropdownlijst voor het wisselen van de taal verwijderd uit de builder.

In de beheerinterface wordt geen taalkeuzelijst weergegeven en ook geen standaardtaal. Zo herkent u niet-MLS-sites versus MLS-sites in de beheerinterface.

Vertaling/Vertaalbaar Het contextmenu in de beheerinterface bevat de optie "Vertalen". Hiermee kunt u een vertaaltaak maken om de site te vertalen.

Het contextmenu in de beheerinterface bevat de optie "Vertaalbaar". Een niet-MLS-site is feitelijk niet-vertaalbaar, dus u moet deze eerst vertaalbaar maken (er een MLS-site van maken) voordat u de site kunt vertalen.

Dit is ook hoe u een "upgrade" op een site uitvoert van niet-MLS naar MLS.

Opmerking: dit proces is onomkeerbaar. U kunt geen downgrade uitvoeren van vertaalbaar naar niet-vertaalbaar.

Voordat u een MLS-site van uw site kunt maken, moet u het volgende doen:

  • Alle componenten van uw inhoudlay-out upgraden zodat ze Content REST-API's v1.1 ondersteunen
  • Alle "aanvullende zoekvraagstrings" in uw inhoudlijsten in de site upgraden zodat ze compatibel zijn met Content REST-API v1.1

Als u code met aangepaste componenten hebt waarmee Content REST-aanroepen worden uitgevoerd, moet u deze ook upgraden naar Content REST v1.1-aanroepen. Dit is niet gebruikelijk omdat de meeste Content-aanroepen worden uitgevoerd vanuit inhoudlay-outs.

Inhoudlay-outs upgraden

Ondersteunde Content REST-API-versies opgeven

In inhoudlay-outs moet worden opgegeven welke versie van de Content REST-API ze ondersteunen. Dit zorgt ervoor dat de juiste Content REST-aanroep wordt uitgevoerd om de verwachte responsgegevens te retourneren naar de lay-out.

Als u geen versieondersteuning opgeeft, wordt aangenomen dat de inhoudlay-out alleen v1.0 ondersteunt.

In de console worden de inhoudlay-outs weergegeven die nog v1.0 hebben.

Als u in uw inhoudlay-out ondersteuning voor andere versies mogelijk wilt maken, voegt u de eigenschap "contentVersion" toe aan uw inhoudlay-outobject.

In dit voorbeeld wordt ondersteuning voor alle versies tussen v1.0 en 2.0 opgegeven (opmerking: versie 2.0 bestaat niet, maar baanbrekende wijzigingen kunnen ook leiden tot grote versiewijzigingen).

// Content Layout
          definition.ContentLayout.prototype = {    // Specify the versions of
          the Content REST API that are supported by the this Content Layout.    // The value for contentVersion follows Semantic Versioning
          syntax.    // This allows applications that use the
          content layout to pass the data through in the expected format.    contentVersion: ">=1.0.0
          <2.0.0",     // Main rendering function:    // - Updates the data to handle any required additional requests and
          support both v1.0 and v1.1 Content REST APIs    // - Expand the Mustache template with the updated data
            // - Appends the expanded template HTML to the
          parentObj DOM element    render: function (parentObj)
          {

Afhandeling van v1.1 responswijzigingen

Het minste wat u moet doen is de Content REST-API responswijziging van "data" in "fields" af te handelen. De eenvoudigste manier om dit te doen, is de eigenschap "data" weer toe te voegen en te verwijzen naar de nieuwe eigenschap "fields".

render: function (parentObj)
          {    ...    if(!content.data) {        content.data =
          content.fields;    }

Een betere optie is uw inhoudlay-outs zo te wijzigen dat de v1.1 waarde voor "fields" wordt gebruikt. Hiervoor moet u zowel uw JavaScipt-code als sjablooncode bijwerken.

Voor volledige ondersteuning van v1.1 moet u de volgende Content REST-API-wijzigingen tussen v1.0 en v1.1 afhandelen:

Content REST-API-wijziging v1.1 v1.0
"fields" versus "data"
"items": [{    "type": "Starter-Blog-Author",    "name": "Alex Read",    "id": "COREB62DBAB5CEDA4915A9C9F6050E554F63",    "fields":
          {        "starter-blog-author_bio": "Alex's bio",        "starter-blog-author_name": "Alex Read"        }    },
"items": [{    "type": "Starter-Blog-Author",    "name": "Alex Read",    "id": "COREB62DBAB5CEDA4915A9C9F6050E554F63",    "data":
          {        "starter-blog-author_bio": "Alex's bio",        "starter-blog-author_name": "Alex Read"        }    },
eigenschapsnamen in KameelKapitalen "updatedDate" "updateddate"
query-indeling /items?q=(type eq "Starter-Blog-Author") /items?fields.type.equals="Starter-Blog-Author"
API-versie /content/management/api/v1.1/items /content/management/api/v1/items
taalspecifieke query's /content/management/api/v1.1/items?q=((type eq "Promo") and (language eq "en-US" or translatable eq "false"))

Niet ondersteund.

U moet alle aangepaste v1-aanroepen migreren om de optie "language" op te nemen.

Dit zorgt ervoor dat de resultaten consistent zijn met de resultaten die voor de MLS-site worden gertourneerd wanneer deze wordt bekeken in een specifieke taal.

Inhoudquerystring upgraden

U wilt wellicht Content-API-aanroepen uitvoeren in alle aangepaste code, dus u moet alle aangepaste code valideren die op uw site wordt gebruikt voor het uitvoeren van Content REST-API-aanroepen.

  • Aangepaste componenten: controleer de volgende componenten:
    • Inhoudlay-outs
    • Lokale componenten
    • Sectielay-outs
    • Externe componenten
  • Thema's: JavaScript: het is minder waarschijnlijk, maar als uw thema JavaScript bevat waarmee aangepaste Content REST-API-aanroepen worden uitgevoerd, moeten die ook worden gevalideerd.
  • Site-eigenschappen: aanvullende zoekvraagstring: nadat u hebt gevalideerd dat alle aangepaste code waarmee Content REST-API-aanroepen worden uitgevoerd, zijn geüpgraded, moet u ook de "Aanvullende zoekvraagstring" in elke "Inhoudlijst"-component op elke pagina in uw site upgraden. Hoewel we proberen deze te parseren en converteren tijdens runtime, moeten ze worden geüpgraded om compatibel te zijn met v1.1 Content REST-aanroepen voor blijvende ondersteuning.

Een niet-MLS-site converteren naar een MLS-site

Nadat u uw site hebt geconverteerd voor volledige ondersteuning van v1.1 Content REST-API's, kunt u ondersteuning voor talen toevoegen door uw site te converteren naar een MLS-site.

Als u uw site selecteert in de beheerinterface, bevat het inhoudmenu de optie "Vertaalbaar". Als u deze optie selecteert, wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd een lokalisatiepolicy te kiezen, en een standaardtaal voor de site in de lijst met vereiste talen voor de lokalisatiepolicy. Als er geen lokalisatiepolicy's zijn, kunt u deze stap niet voltooien en moet u eerst naar de inhoudbeheerschermen gaan en een lokalisatiepolicy met ten minste één vereiste taal maken.

Na voltooiing van deze stap wordt uw site weergegeven in de standaardlandinstelling. Bovendien kunt u overschakelen naar de andere landinstellingen die u in de lokalisatiepolicy hebt opgegeven.

U dient te valideren of uw site wordt weergegeven in de standaardlandinstelling zoals u verwacht.

Activa migreren

Activa die zijn gekoppeld aan sites worden gemigreerd wanneer u de sites migreert, maar alle activa die niet aan sites zijn gekoppeld moeten afzonderlijk worden gemigreerd.

Voordat u met migreren begint, moet u rekening houden met de volgende punten:

  • U kunt alleen activa migreren die aan een verzameling zijn gekoppeld. Als u activa wilt migeren die niet aan een verzameling zijn gekoppeld, moet u ze aan een verzameling toevoegen voordat u ze kunt migreren.
  • Talen in activa worden niet ondersteund voor onbemeterde instances, dus wanneer u activa migreert, wordt de standaardtaal van de repository overgenomen. Zorg ervoor dat de standaardtaal van uw repository is ingesteld op de gewenste standaardtaal voordat u uw activa migreert.
  • Alleen gepubliceerde items worden gemigreerd. Als u na het migreren merkt dat bepaalde items ontbreken, controleert u of de items zijn gepubliceerd in de broninstance.
  • Als er voor een van de gepubliceerde items conceptversies beschikbaar zijn, worden de conceptversies de gepubliceerde versies op de doelinstance en gaan de oorspronkelijke gepubliceerde versies van de broninstance verloren.
  • In de onbemeterde versie van Oracle Content Management kunnen gebruikers bij het bekijken van een inhouditem kiezen uit de weergave 'Lay-out inhoud' of 'Inhoud'. De weergave 'Inhoud' is vervangen door Weergave inhoudscherm in de huidige versie van Oracle Content Management en de weergave 'Lay-out inhoud' is verwijderd.

Voer de volgende stappen uit om uw activa te migreren:

  1. Als u dit nog niet gedaan hebt, moet u de OCE Toolkit installeren.
  2. Registreer de bron- en doelserver.
  3. Migreer een verzameling activa.

De bron- en doelserver registreren

Registreer de verbindingsgegevens voor de bronserver en de doelserver.

Registreer de bronserver (de server waarvan u activa migreert):

> cec register-server <source_server_name>
          -e http://<source_server>:<source_port>
          -u <source_username> -p <source_password>
          -t pod_ic
  • <source_server_name> wordt gebruikt voor identificatie van het broneindpunt. U kunt elke willekeurige naam opgeven.
  • <source_server> en <source_port> vormen samen de URL voor toegang tot de bronserver.
  • Voor <source_username> en <source_password> moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord opgeven van degene die toegang moet krijgen tot de activa op de bronserver.
  • De waarde "pod_ic" is het type bronserver om aan te geven op welke type server de instance is gebouwd.

Registreer de doelserver (de server waarnaar u activa migreert):

> cec-install % cec register-server <target_server_name>
          -e http://<source_server>:<source_port>
          -u <target_username> -p <target_password>
          -t pod_ec
  • <target_server_name> wordt gebruikt voor identificatie van het doeleindpunt. U kunt elke willekeurige naam opgeven.
  • <target_server> en <target_port> vormen samen de URL voor toegang tot de doelserver.
  • Voor <target_username> en <target_password> moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord opgeven van degene die eigenaar moet worden van de activa op de doelserver.
  • De waarde "pod_ic" is het type doelserver om aan te geven op welke type server de instance is gebouwd.

Een verzameling activa migreren

U migreert een verzameling activa met de volgende opdracht:

> cec migrate-content <source_collection_name> --server  <source_server_name>
      --destination <target_server_name> --repository <target_repository_name> --collection  <target_collection_name> --channel
    <target_channel_name>

De activa worden gemaakt op de doelserver in de opgegeven repository en aan de verzameling en het kanaal gekoppeld. Zo nodig worden de verzameling en het kanaal automatisch gemaakt. De standaardtaal voor alle gemigreerde activa wordt de standaardtaal die is ingesteld in de opgegeven repository.

De wijziging communiceren naar gebruikers

Communiceer de nieuwe service-URL naar uw gebruikers. Desktop- en mobiele gebruikers moeten hun apparaten configureren met een nieuwe account en alle inhoud opnieuw synchroniseren.