Verbindingen wijzigen in EPM Cloud-werkbladen met meerdere rasters

Soorten gegevensbronnen: Planning, Planning Modules, Financial Consolidation and Close, Tax Reporting

In het deelvenster Documentinhoud kunt u verbindingen wijzigen voor afzonderlijke rasters in een werkblad met meerdere rasters. Dit is handig als u een werkboek deelt tussen afdelingen die naar verschillende servers verwijzen of wanneer u overgaat van een testomgeving naar een productieomgeving.

U kunt de verbindingseigenschappen wijzigen voor alle entiteiten in een werkboek die dezelfde verbindingsgegevens delen (bijvoorbeeld alle werkbladen of rasters die naar dezelfde applicatie en kubus van een bepaalde service verwijzen). U kunt de verbindingsgegevens ook blad voor blad wijzigen. Zie Verbindingen binnen een Office-document wijzigen voor meer informatie.

Gebruik dit onderwerp als u verbindingseigenschappen voor werkbladen met meerdere rasters raster voor raster wilt wijzigen.

Ga als volgt te werk om verbindingen van een raster te wijzigen op een werkblad met meerdere rasters:

  1. Open het deelvenster Inhoud document als dit nog niet wordt weergegeven.

    Ga als volgt te werk om het deelvenster Inhoud document te openen:

    1. Klik in het Smart View-venster op de pijl naast Beginpagina en selecteer Inhoud document

      Het dropdownmenu van de knop Beginpagina met de optie Inhoud document geselecteerd.

      Het deelvenster Inhoud document wordt weergegeven in het gebied van het Smart View-venster.


      Het deelvenster Inhoud document met daarin de verbindingen die worden gebruikt in het huidige document. In dit geval is er verbinding met de kubus Vision Plan1 en de kubus Vision Plan2.
    2. Als u zowel het deelvenster Bibliotheek als het deelvenster Inhoud document wilt weergeven in het Smart View-venster, klikt u boven aan het venster op De knop Herstellen met twee pijlen die omlaag wijzen. naast Beginpagina.

      Het Smart View-venster met daarin geselecteerd het deelvenster Bibliotheek en het deelvenster Inhoud document.
  2. Markeer in de boomstructuur van het deelvenster Inhoud document het raster waarmee u wilt werken en klik vervolgens op Selecteren.

    In het volgende voorbeeld is Vision | Plan 1 gemarkeerd in de boomstructuur.

    De boomstructuur van het deelvenster Inhoud document bevat twee items: de kubus Vision Plan1 en de kubus Vision Plan2. Het eerste item in de boomstructuur, de kubus Vision Plan1, is gemarkeerd.

    Gebruik de opdracht Selecteren om te verifiëren dat u met het juiste raster in het werkblad werkt. Nadat u bijvoorbeeld Vision | Plan1 hebt gemarkeerd en op Selecteren hebt geklikt, is het raster Vision Plan1 gemarkeerd op het werkblad.

    Het deelvenster Inhoud document aan de rechterkant, met Vision Plan1 gemarkeerd, en het raster Vision Plan1 gemarkeerd in het werkblad aan de linkerkant.
  3. Klik in het actiepaneel op Meer en selecteer vervolgens Verbinding wijzigen.

    U kunt ook met de rechtermuisknop op een de naam van een verbinding of van een blad klikken en Verbinding wijzigen selecteren.

    De pagina Verbinding bewerken - URL van de wizard wordt weergegeven.

  4. Selecteer in de dropdownlijst URL een bestaande verbinding of voer een nieuwe verbindings-URL in aan de hand van syntaxis privéverbinding.
  5. Klik op Volgende en vouw in Verbinding bewerken - Applicatie/kubus Servers uit en navigeer naar de applicatie en database waarmee u verbinding wilt maken. Dit is afhankelijk van de vereisten van de provider.

    U kunt ook het selectievakje Geavanceerde instellingen inschakelen en de gegevens voor Server (uw service-URL), Applicatie en Kubus/Database handmatig invoeren volgens de vereisten van de provider.

    In Afbeelding 21-3 ziet u bijvoorbeeld de ingangen voor het maken van verbinding met een applicatie en kubus van Oracle Essbase.

    Afbeelding 21-3 Verbinding bewerken - Applicatie/kubus - Geavanceerde instellingen


    De wizardpagina Verbinding bewerken - Applicatie/kubus - Geavanceerde instellingen met de velden Server, Applicatie en Kubus/Database.
  6. Klik op Voltooien.
  7. Klik in het actiepaneel op Vernieuwen.
  8. Herhaal deze procedure om de verbindingsgegevens voor andere rasters in het werkboek te wijzigen.
  9. Sla het werkboek op om de gewijzigde verbindingsgegevens op te slaan.

    De gewijzigde verbindingsgegevens worden opgeslagen als u het werkboek opslaat.