Verwijzingsvariabelen maken

Met verwijzingsvariabelen kunt u verwijzen naar een bron in een ander document (doclet of verwijzingsbestand) binnen het rapportpackage, zoals één Excel-cel of geselecteerde Word-tekst, en deze gebruiken als bronnen van de verwijzingsvariabelewaarden in uw rapportpackagedoclet. U kunt de verwijzingsvariabele in een of meer doclets invoegen. Wanneer de bronwaarde van de verwijzingsvariabele wordt bijgewerkt, worden wijzigingen automatisch doorgevoerd in alle ingevoegde instances van de variabele.

Opmerking:

  • Afbeeldingen en vormen worden niet ondersteund als waarden van verwijzingsvariabelen.

  • Waarden van verwijzingsvariabelen mogen niet leeg zijn. De cel in Excel moet een waarde bevatten bij het definiëren of bijwerken van een verwijzingsvariabele.

  • Voor waarden van verwijzingsvariabelen kunnen andere verwijzingsvariabelen niet als bron worden gebruikt.

  • Als een bereik van een Excel-verwijzingsdoclet is ingesloten in Word of PowerPoint, kunnen er geen waarden van verwijzingsvariabelen aan de ingesloten inhoud worden ontleend.

  • Voor verwijzingsvariabelen kan PowerPoint-inhoud niet als bron worden gebruikt.

  • Waarden van verwijzingsvariabelen die zijn ontleend aan Word kunnen maximaal 2000 tekens bevatten. Waarden van verwijzingsvariabelen die zijn ontleend aan Word kunnen niet worden ingevoegd in Excel als deze meer dan 255 tekens bevatten.

  • Waarden van verwijzingsvariabelen kunnen slechts uit één regel bestaan. Selecteer één cel in een Excel-spreadsheet. Selecteer In Word tekst uit één regel of één tabelcel.

  • Waarden van verwijzingsvariabelen die zijn ontleend aan Excel kunnen maximaal 255 tekens bevatten.

  • Waarden van verwijzingsvariabelen die zijn ontleend aan Excel omvatten alle als getallen opgemaakte tekst binnen de cel (bijvoorbeeld 123,456). Als de variabelewaarde in een ander Excel-werkblad wordt ingevoegd, wordt de waarde als tekst ingevoegd en niet als numerieke waarde.

Bijvoorbeeld: gebruik Excel-formules in Oracle Smart View for Office om verwijzingsvariabelewaarden te genereren:

  • Gebruik een ALS-functie om een string "toename" of "afname," of "boven" of "onder" te genereren, als een gegevenswaarde is toegenomen of afgenomen tussen de huidige en een vorige periode. Voeg de Excel-variabele voor een "richting aanduidend" woord of de resultaten in een Word-alinea in.

    =ALS(B8<0,"onder","boven")

  • Gebruik een ALS-functie of een eenvoudige aftrekformule om voorkomende gevallen van een gegevenswaarde (zoals "Inkomsten" of "Resultatenrekening") die meerdere keren in een rapportpackage voorkomt, met elkaar te vergelijken.

    ='Resultatenrekening'!B4

  • U kunt met behulp van Excel-formules de variantie of het variantiepercentage berekenen van gegevenswaarden die van periode tot periode verschillen, en de variantie in een Word-alinea invoegen.

    ='Resultatenrekening'!B4-'Resultatenrekening'!C4

Als de bron van de waarde wordt bijgewerkt, worden voor elke instance van de variabele de huidige gegevens gebruikt wanneer de variabele wordt bijgewerkt in Smart View.

De naam en omschrijving van de verwijzingsvariabele kunnen ook worden gemaakt in de webinterface van Narrative Reporting. U moet dan echter de variabelebron en -waarde toevoegen in Smart View en de variabele moet worden ingevoegd in de doclet met Smart View.

Opmerking:

Open eerst een rapportpackage en open een doclet en check deze uit.

Ga als volgt te werk om een verwijzingsvariabele te maken:

  1. Open een rapportpackage en open een Word-doclet en check dit uit. Dit moet een Word-doclet zijn dat een verwijzingsbestand bevat, of een Excel-verwijzingsdoclet.
    U kunt een rapportpackage openen zonder een doclet uit te checken om een verwijzingsvariabele te maken en de naam en omschrijving van de verwijzingsvariabele te definiëren. De doclet moet echter wel worden uitgecheckt om een bronwaarde uit de doclet te definiëren als de waarde van de verwijzingsvariabele.
  2. Selecteer in de doclet of het verwijzingsbestand de Excel-cel, de Word-tekst of de tabelcel waarnaar moet worden verwezen in uw nieuwe verwijzingsvariabele.

    In het volgende raster is bijvoorbeeld cel B13 geselecteerd. De waarde in de cel, inclusief de gegevensbron-POV, is de waarde van de nieuwe verwijzingsvariabele.


    Een raster met cel B13 geselecteerd. B13 is het totaal van de kolom Actual Expenses (Werkelijke kosten).

    Opmerking:

    U kunt de waarde van de verwijzingsvariabele later altijd nog wijzigen.

  3. Selecteer Variabelen in de dropdownlijst in het venster Rapportpackage.

    Toont de beschikbare opties in de dropdownlijst in het rapportpackage. De opties zijn Report Center en Variabelen
  4. Klik in het paneel 'Rapportpackage' op de knop Nieuwe variabele maken, Het plusteken (d.w.z. de knop 'Nieuwe variabele maken') in het paneel 'Rapportpackage', en selecteer Verwijzingsvariabele in de dropdownlijst.

    In het venster Rapportpackage wordt Verwijzingsvariabele maken weergegeven. Hier kunt u de naam en waarde van de variabele invoeren, en desgewenst een omschrijving. Zoals u ziet is, de waarde al vooraf gevuld met de waarde die we hebben geselecteerd in stap 2


    Het paneel 'Rapportpackage', waar nu een gebied 'Verwijzingsvariabele maken' wordt weergegeven met de velden 'Naam', 'Omschrijving' en 'Waarde'. Het waardeveld geeft de waarde weer van de gegevenscel die was geselecteerd toen de opdracht 'Verwijzingsvariabele maken' werd aangeroepen.
  5. Definieer de verwijzingsvariabele als volgt:
    1. Voer een Naam in voor de verwijzingsvariabele.

      De naam moet uniek zijn voor alle variabelen in het rapportpackage. Het is handig om een beschrijvende naam te geven, zodat de variabele gemakkelijk kan worden gevonden.

    2. Optioneel: voer een Omschrijving in voor de verwijzingsvariabele.
    3. Klik op De knop Huidige selectie als verwijzingswaarde gebruiken. De knop is een blauwe pijl naar rechts. De knop bevindt zich direct onder het veld Waarde in het gebied Verwijzingsvariabele maken van het venster om de waarde van de momenteel geselecteerde cel te gebruiken als verwijzingswaarde.

      U kunt ook een andere cel in het blad selecteren. Controleer dat de waarde wordt gewijzigd in het veld Waarde en klik op De knop Huidige selectie als verwijzingswaarde gebruiken. De knop is een blauwe pijl naar rechts. De knop bevindt zich direct onder het veld Waarde in het gebied Verwijzingsvariabele maken van het venster

  6. Klik op de knop OK, De knop OK, aangegeven door een groen vinkje, om de variabele aan het rapportpackage toe te voegen.
  7. Upload de doclet of het verwijzingsbestand en check de doclet of het verwijzingsbestand in. De waarde van de variabele wordt dan toegevoegd.

    Opmerking:

    Als de doclet of het referentiebestand niet wordt ingecheckt, blijft de waarde van de variabele in het variabelenvenster weergegeven als Niet vastgelegd voor de huidige doclet en andere doclets in Smart View. In de webinterface van Narrative Reporting wordt de waarde weergegeven als #Missing.