Gegevens laden

Gegevens laden. Bij het laden van gegevens worden waarden in een kubus van Essbase ingevoegd met gebruikmaking van een gegevensbron en regelbestand. De gegevensbron kan een bestand, een SQL-bron of een gedefinieerde gegevensbron in Essbase zijn.

Als u deze taak wilt uitvoeren, hebt u ten minste het recht 'Database bijwerken' nodig.

Workflow selecteren:

Gegevens laden uit bestand

In deze procedure wordt beschreven hoe u gegevens laadt met het laadtype Bestand.

Gegevens laden uit een bestand:

  1. Klik op Taken op de pagina 'Applicaties'.

  2. Selecteer Gegevens laden in het menu Nieuwe taak.

  3. Selecteer de applicatie en de database.

  4. Selecteer Bestand als laadtype.


    Afbeelding van het dialoogvenster 'Gegevens laden', in taken, met laadsoort of bestand geselecteerd.

  5. Klik op Bestanden selecteren uit catalogus.

  6. Navigeer naar het brongegevensbestand en klik op Selecteren.

  7. Als u een laadregel gebruikt, selecteer dan de optie Bestand toevoegen naast Regelbestand, blader naar het regelbestand dat u wilt gebruiken voor dat gegevensbestand, selecteer het en klik op Selecteren.

  8. Selecteer Afbreken bij fout wanneer u het laden van gegevens wilt beëindigen wanneer hierbij een fout optreedt. Als 'Afbreken bij fout' niet geselecteerd is, worden fouten naar een foutbestand (err_dbname_jobid.txt) in de kubusdirectory geschreven.

  9. Klik op Versturen.

  10. Klik op het menu Acties rechts van een taak en selecteer Taakdetails om de status van de taak te controleren. Als u een parallelle gegevenslading uitvoert (waarbij meer dan één gegevensbestand wordt geladen), staat er informatie in Taakdetails over elke afzonderlijke gegevenslading.

Gegevens laden uit SQL-bron

In deze procedure wordt beschreven hoe u gegevens laadt met het laadtype SQL. Gebruik dit type als de laadregel zelf een zoekvraag voor de externe gegevensbron uitvoert. Zie Regels definiëren waarmee een zoekvraag voor externe bronnen wordt uitgevoerd voor meer informatie over het instellen van regels om toegang tot externe gegevensbronnen te krijgen.

  1. Klik op Taken op de pagina 'Applicaties'.

  2. Selecteer Gegevens laden in het menu Nieuwe taak.

  3. Selecteer de applicatie en de database.

  4. Selecteer voor Laadtype de optie SQL.

  5. Blader voor Script door de catalogus en selecteer het regelbestand.

  6. Voer een van de volgende acties uit:

  7. Selecteer Afbreken bij fout wanneer u het laden van gegevens wilt beëindigen wanneer hierbij een fout optreedt. Als 'Afbreken bij fout' niet geselecteerd is, worden fouten naar een foutbestand (err_dbname_jobid.txt) in de kubusdirectory geschreven.

  8. Klik op Versturen.

  9. Klik op het menu Acties rechts van een taak en selecteer Taakdetails om de status van de taak te controleren. Als u een parallelle gegevenslading uitvoert (waarbij meer dan één gegevensbestand wordt geladen), staat er informatie in Taakdetails over elke afzonderlijke gegevenslading.

Gegevens uit gegevensbron laden

In deze procedure wordt beschreven hoe u gegevens laadt met het laadtype Gegevensbron. Bij deze procedure wordt ervan uitgegaan dat de SQL-eigenschappen van de laadregel wijzen naar een gegevensbron die is gedefinieerd in Essbase, zoals geïllustreerd in Toegang verkrijgen tot externe gegevens met een verbinding en gegevensbron.

  1. Klik op Taken op de pagina 'Applicaties'.

  2. Selecteer Gegevens laden in het menu Nieuwe taak.

  3. Selecteer de applicatie en de database.

  4. Selecteer voor Laadtype de optie Gegevensbron.

  5. Blader voor Script door de catalogus en selecteer het regelbestand.


    Afbeelding van dialoogvenster 'Gegevens laden' in 'Taken' met het laadtype Gegevensbron geselecteerd voor de applicatie Sample en de database Basic. Het regelbestand wordt ingevoerd voor het veld 'Script' met het pad /applications/Sample/Basic/Data.rul.

  6. Selecteer Afbreken bij fout wanneer u het laden van gegevens wilt beëindigen wanneer hierbij een fout optreedt. Als 'Afbreken bij fout' niet geselecteerd is, worden fouten naar een foutbestand (err_dbname_jobid.txt) in de kubusdirectory geschreven.

  7. Klik op Versturen.

  8. Klik op het menu Acties rechts van een taak en selecteer Taakdetails om de status van de taak te controleren. Als u een parallelle gegevenslading uitvoert (waarbij meer dan één gegevensbestand wordt geladen), staat er informatie in Taakdetails over elke afzonderlijke gegevenslading.