Importprocessortaken configureren

Met de functie 'Importprocessor' kunt u massale import van documenten uit e-mail, netwerkmappen of lijstbestanden automatiseren naar een Content Capture procedure.

Zie voor meer informatie over importverwerking en het configureren ervan voor automatisering van massale import van documenten:

Importverwerking

Met de importprocessor kunt u massale import van documenten (met en zonder afbeeldingen) vanuit e-mails, netwerkmappen of lijstbestanden naar Oracle Content Management automatiseren.

Instellingen voor belangrijke herkenningsprocessortaken

U kunt de geautomatiseerde import van afbeeldingen en andere elektronische documenten in Content Capture door de importprocessor op allerlei applicaties toepassen, zoals multifunctionele apparaten, afbeeldingen die met behulp van software van derden zijn gescand en documenten die als e-mailbijlagen zijn verzonden.

Afhankelijk van de bestanden die u wilt importeren, kunt u de volgende importprocessortaken maken:
  • E-mailbron: bij de processortaak van een e-mailbron importeert de importprocessor bestanden die zijn bijgevoegd bij inkomende e-mailberichten in Content Capture. Ook is het mogelijk om de hoofdtekst van de e-mail en het gehele e-mailbericht te importeren.

  • Mapbron: bij een processortaak van een mapbron controleer de importprocessor een importmap en worden alle bestanden geïmporteerd die worden gevonden met een opgegeven bestandsmasker.

  • Lijstbestandsbron: de importprocessor controleert een importmap en leest een lijst(tekst)bestand met records die alle bestanden identificeren die moeten worden geïmporteerd, die nul of meer bijlagebestanden identificeren die moeten worden geïmporteerd en die desgewenst de metagegevenswaarden identificeren die aan het bestand moeten worden toegewezen.

Belangrijke punten met betrekking tot importverwerking

  • Anders dan de andere batchprocessoren die batches verwerken die in de wachtrij staan, voert de importprocessor aan de hand van een opgegeven frequentie (variërend van elke 30 seconden tot eenmaal per dag) peilingen uit, waarbij in de opgegeven bron wordt gezocht naar te importeren bestanden. Wanneer deze bestanden worden gevonden, gaat de importprocessor ze verwerken.

  • Op de pagina Instellingen importbron kunt u instellingen configureren die specifiek van toepassing zijn op de geselecteerde bron (e-mail of map). Bijvoorbeeld:
    • Bij e-mailbronnen kunt u e-mailaccounts opgeven die u wilt laten controleren en e-mailberichten en/of bijlagen die u wilt importeren.

    • Bij lijstbestandstaken kunt u de map en de lijstbestanden opgeven die u wilt laten lezen.

    • Bij mapimporttaken kunt u de map en de bestandstypen identificeren die u wilt importeren.

Importprocessortaken toevoegen of bewerken

  • Breng geen grote wijzigingen aan in de procedure-elementen van een importprocessortaak terwijl deze online is. Als u bijvoorbeeld metagegevensvelden wijzigt of verwijdert die door de taak worden gebruikt, treden er fouten op omdat de gegevens in de batch niet meer overeenkomen met de instellingen van de taak.

  • Voer bij het bewerken van de processortaakinstellingen de client uit om geïmporteerde batches weer te geven. In de client moet u de batchlijst vernieuwen om nieuw geïmporteerde batches te zien.

Ga als volgt te werk om een importprocessortaak toe te voegen of te bewerken:
  1. Selecteer de procedure in het deelvenster 'Procedures' aan de linkerkant.

    De configuratiepagina's voor de geselecteerde procedure worden rechts weergegeven.

  2. Open het tabblad Vastleggen van de procedure.

  3. Klik in de tabel Importprocessortaken op Importprocessortaak toevoegen om een nieuwe taak te maken. Als u een bestaande taak wilt bewerken, selecteert u deze en klikt u op Importprocessortaak bewerken.

    U kunt een importprocessortaak ook kopiëren door deze te selecteren, op Importprocessortaak kopiëren te klikken en een nieuwe naam in te voeren wanneer hierom wordt gevraagd. Door een taak te kopiëren kunt u deze snel dupliceren en wijzigen.

  4. Selecteer instellingen op de pagina 'Algemene instellingen'.

    1. Geef een naam op in het veld Taaknaam importeren en een voorvoegsel in het veld Batchvoorvoegsel. Geïmporteerde batches krijgen een naam met dit voorvoegsel, gevolgd door een getal dat bij elke nieuwe batch wordt verhoogd.

    2. Geef in het veld Importbron een bron op voor de geïmporteerde bestanden: E-mailbron, Mapbron of Lijstbestandsbron.

      De bron die u selecteert, bepaalt welke instellingen worden weergegeven op de pagina 'Instellingen importbron'.

    3. Geef voor Mapbron of Lijstbestandsbron in het veld Importfrequentie het tijdsinterval op waarmee tijdens de importprocessortaak wordt gecontroleerd op te importeren bestanden. U kunt elke 30 seconden, elke 1, 5, 15 of 30 minuten, elk uur of elke dag kiezen. Als u 'Elke dag' kiest, geeft u een tijd op in de weergegeven velden Tijd Uur en Min..

    4. Geef andere instellingen op de pagina op, zoals een standaardstatus of -prioriteit die aan batches moet worden toegewezen wanneer deze worden gemaakt.

  5. Voltooi op de pagina 'Afbeeldingsinstellingen' instellingen voor het opmaken en valideren van geïmporteerde afbeeldingsbestanden.

    1. Selecteer de optie Afbeeldingsbestanden behouden om afbeeldingsbestanden te behouden en afbeeldingen door de importprocessor te laten importeren zonder dat deze worden verwerkt. Als u deze optie selecteert, worden automatisch alle andere opties op deze pagina gedeactiveerd. U kunt behouden afbeeldingbestandsdocumenten niet bewerken (door bijvoorbeeld pagina's toe te voegen, te verwijderen of te verplaatsen).

    2. Geef in het veld Afbeelding downsamplen op hoe afbeeldingen moeten worden geconverteerd. U kunt kiezen voor: afbeeldingsgrootte behouden (Geen), kleur omzetten in grijswaarden (Kleur downsamplen tot 8-bits grijstinten) of converteren naar zwart-wit (Kleur of grijstinten downsamplen tot zwart-wit).

    3. Geef in het veld JPEG-afbeeldingskwaliteit een waarde op tussen 0 en 99, waarbij 99 de hoogste kwaliteit is en 85 de standaardinstelling. Dit veld is niet van toepassing op zwart-witafbeeldingen.

    4. Geef in het veld Als afbeeldingsvalidatie mislukt een actie op die moet worden uitgevoerd als de decomprimeringsvalidatie van de afbeeldingspagina mislukt:
      • Batch afwijzen: de hele batch krijgt de status 'Fout' en wordt naar Content Capture Client gestuurd.
      • Bestand isoleren: hiermee wordt een nieuwe batch gemaakt die alleen het mislukte document bevat. Andere documenten die niet zijn mislukt, worden verwerkt.
      • De batch verwijderen: deze optie is beschikbaar als u E-mailbron hebt gekozen als importbron op de pagina 'Algemene instellingen'.
      • Het bestand overslaan: deze optie is beschikbaar als u E-mailbron hebt gekozen als importbron op de pagina 'Algemene instellingen'.
    5. Geef een waarde voor de bestandsgrootte (in bytes) op in de velden Drempel in bytes lege pagina voor zwart-wit en Drempel in bytes lege pagina voor kleur of grijstinten. Elke afbeelding waarvan de grootte kleiner is dan of gelijk is aan de drempel, wordt als lege pagina beschouwd en daarom verwijderd.

      Opmerking:

      Voor zwart-wit (afbeeldingen van 200 x 200 dpi) is de aanbevolen waarde 1500. Bij deze instelling wordt meestal onderscheid gemaakt tussen een lege pagina en een pagina met een kleine hoeveelheid tekst.
  6. Configureer op de pagina 'Documentprofiel' instellingen voor het toewijzen van metagegevens aan geïmporteerde documenten. Zie voor meer informatie: Metagegevenstoewijzing tijdens import configureren.

  7. Configureer de specifieke broninstellingen op de pagina 'Instellingen importbron'.

  8. Geef op de pagina 'Naverwerking' aan wat er moet gebeuren nadat een activumreferentietaak is voltooid. Zie voor meer informatie: Naverwerking van een importprocessortaak configureren.

  9. Controleer de instellingen op de pagina 'Overzicht importtaak' en klik op Versturen.

U kunt nu de importprocessortaak testen die u hebt gemaakt. Stel de frequentie in op 'Elke 30 seconden' en controleer de map of e-mailaccount om de verwerkingsactiviteit weer te geven.

Importprocessortaken deactiveren of verwijderen

Wanneer u een importtaak verwijdert, controleert de importprocessor niet langer met de opgegeven frequentie op bestanden. Als importtaken online zijn, worden ze uitgevoerd op basis van het interval dat is opgegeven in het veld Importfrequentie op de pagina 'Algemene instellingen' van de taak. U kunt de taak tijdelijk stoppen (offline nemen) of een gedeactiveerde taak wijzigen zodat deze opnieuw kan worden uitgevoerd.

Ga als volgt te werk om een importprocessortaak te deactiveren of te verwijderen:
  1. Selecteer de procedure in het deelvenster 'Procedures' aan de linkerkant.
    De configuratiepagina's voor de geselecteerde procedure worden rechts weergegeven.
  2. Open het tabblad Vastleggen.
  3. Selecteer in de tabel Importprocessortaken de taak die u eerst wilt deactiveren en klik op Importprocessortaak deactiveren of activeren.

    U kunt een importprocessortaak ook deactiveren of activeren door het veld Online op de pagina 'Algemene instellingen' te deselecteren of selecteren.

  4. Selecteer de gedeactiveerde taak en klik op Processortaak verwijderen.
  5. Klik op Ja wanneer u wordt gevraagd het verwijderen van deze importprocessortaak te bevestigen.

Detectie van lege pagina's configureren in een importprocessortaak

Gebruikers importeren vaak afbeeldingsdocumenten die lege pagina's bevatten. U kunt Content Capture zo configureren dat lege pagina's automatisch worden gedetecteerd en uit documenten worden verwijderd. Het enige dat u hoeft te doen, is een drempelbestandsgrootte opgeven zodat elke afbeelding waarvan de grootte kleiner is dan of gelijk is aan deze drempelgrootte, als lege pagina wordt beschouwd.

Ga als volgt te werk om detectie van lege pagina's te configureren:
  1. Voeg een importprocessortaak toe of bewerk een bestaande importprocessortaak en selecteer vervolgens de pagina Afbeeldingsinstellingen.
  2. Geef een waarde voor de bestandsgrootte (in bytes) op in de velden Drempel in bytes lege pagina voor zwart-wit en Drempel in bytes lege pagina voor kleur of grijstinten. Deze velden zijn alleen van toepassing op geïmporteerde afbeeldingsbestanden en niet op niet-afbeeldingsbestanden. Als lege afbeeldingen behouden moeten blijven, selecteert u in plaats hiervan de optie Afbeeldingsbestanden behouden.
  3. Klik op Versturen om de importprocessortaak op te slaan.
U kunt het resultaat van deze configuratie verifiëren in de client. Lege afbeeldingen worden naverwerkt als geldige afbeeldingen.

Import van e-mailberichten en -bijlagen configureren

De importprocessor importeert bestanden die zijn bijgevoegd bij inkomende e-mailberichten en elementen in e-mailberichten, zoals onderwerp en hoofdtekst, in Content Capture. Elk geïmporteerd e-mailbericht wordt een batch. De e-mailelementen zoals bijlagen, hoofdtekst of het volledige e-mailbericht worden gemaakt als afzonderlijke documenten in de batch.

Ga als volgt te werk om de instellingen van de e-mailimportprocessortaak te configureren:

  1. Als u een importprocessortaak wilt toevoegen, bewerken of kopiëren, selecteert u op de pagina 'Algemene instellingen' in het veld Importbron de waarde E-mailbron.

  2. Als u het importeren van e-mail wilt configureren, selecteert u de pagina Instellingen importbron.

  3. Ga naar het tabblad E-mailaccounts en configureer de e-mailserver waarmee de importprocessortaak verbinding moet maken.
    Verbindingsprotocol Beschikbare opties Waarde
    Standaard IMAP-e-mailserver Standaard IMAP-e-mailserver Voer een DNS-naam of een IP-adres in. Bijvoorbeeld: emailserver.voorbeeld.com:. Deze e-mailserver moet TLS 1.2 of hoger ondersteunen en verbindingen toestaan via poort 993.
    Microsoft Exchange Web Services Type Exchange Service: basisverificatie. Alleen inloggegevens van e-mailaccounts. Voer de URL van de Microsoft Exchange Web Service in volgens deze indeling: https://<hostname>/ews/exchange.asmx. Voorbeeld: https://outlook.office365.com/ews/exchange.asmx.
    Microsoft Exchange Web Services Type Exchange Service: OAuth. Inloggegevens van e-mailaccounts plus Exchange Online-sleutels.
    • Veld URL Microsoft-e-mailuitwisselingsservice: voer de URL van de te gebruiken e-mailuitwisselingsservice in volgens deze indeling: https://<hostname>/ews/exchange.asmx. Voorbeeld: https://outlook.office365.com/ews/exchange.asmx.
    • Client-ID app, Clientgeheim app en Tenant-ID app: registreer een nieuwe applicatie via de Azure-portal om de waarden van de client-ID, het clientgeheim en de tenant-ID op te halen. Zie Een applicatie registreren op het Microsoft Identity Platform voor meer informatie.
    • EWS.AccessAsUser.All in het App-bereik: voer de vereiste waarden in.
    • Voeg gebruikersaccounts toe en configureer andere taakinstellingen.
    Google Mail (OAuth) Google Mail (OAuth) Zie voor meer informatie: Google Mail (OAuth) instellen voor het importeren van e-mail.
  4. Configureer de e-mailaccounts die door de taak moeten worden gecontroleerd op berichten:
    1. Klik in de tabel Te verwerken e-mailaccounts op E-mailaccount toevoegen. Voer in het dialoogvenster E-mailaccount toevoegen/bewerken een e-mailadres en een wachtwoord in om de taak toegang te verlenen tot de e-mailaccount.

    2. Klik op Verifiëren om te bevestigen dat Content Capture verbinding mag maken met de e-mailserver, daarbij gebruikmakend van de opgegeven accountgegevens. Voer extra e-mailaccounts in als dat nodig is.

  5. Geef op het tabblad Berichtenfilters op waar en op welke manier er moet worden gezocht naar e-mailberichten en/of bijlagen.

    1. Geef in het veld Te verwerken mappen een of meerdere mappen binnen de opgegeven e-mailaccounts op waarin u wilt zoeken. De standaardwaarde is de inbox van de server. Als u meerdere mappen wilt selecteren, moet u deze scheiden door middel van een puntkomma (;). Als u submappen wilt opgeven, gebruikt u een padscheidingsteken dat geschikt is voor de mailserver, zoals een / (slash) in map/submap.

    2. Standaard wordt in Content Capture alle e-mail in de opgegeven mappen verwerkt, tenzij er een berichtenfilter is toegepast op de taak. Indien gewenst kunt u in de tabel Berichtenfilters het veld Geactiveerd selecteren voor alle e-mailelementen waarin u wilt zoeken. Vervolgens voert u in het veld Veld bevat tekens in waarnaar u wilt zoeken.

      Bijvoorbeeld: als u wilt zoeken naar e-mails met het woord betaling in de onderwerpregel of in de hoofdtekst van de e-mail, selecteert u Geactiveerd bij beide zoekvelden, voert u betaling in bij beide items Veld bevat en selecteert u de zoekoperator Of.

    3. Selecteer in het veld Zoekoperator de zoekoperator die u voor de opgegeven berichtenfilters wilt gebruiken: bij de standaardoptie En wordt er alleen geïmporteerd als alle zoekcriteria overeenkomen, terwijl er bij Of wordt geïmporteerd als een van de zoekcriteria overeenkomt.

  6. Geef op het tabblad Verwerking op hoe de e-mailberichten en de bijbehorende bijlagen moeten worden verwerkt. U kunt op basis van de e-mailprioriteit opgeven welke informatie er moet worden opgenomen en welke prioriteit de batches moeten krijgen.

    1. Geef onder Opties voor e-mailbericht op of het bestand met berichthoofdtekst moet worden geïmporteerd. Geef het importformaat (tekst of EML) op, geef op of het bestand moet worden opgenomen als er geen bijlagen zijn en geef op of het gehele e-mailbericht (inclusief bijlagen) als een EML-bestand moet worden geïmporteerd.

    2. Geef in het veld Bijlagen opnemen die overeenkomen met deze maskers bijlagebestanden op basis van hun bestandsmaskers op. U kunt meerdere bestandsmaskers opgeven, gescheiden door een komma of een puntkomma. U kunt bijvoorbeeld alle PDF-bestanden (*.pdf) opnemen.

    3. Geef in het veld Bijlagen uitsluiten die overeenkomen met deze maskers bijlagebestanden op die op basis van hun bestandsmaskers moeten worden uitgesloten. U kunt meerdere bestandsmaskers opgeven, gescheiden door een komma of een puntkomma.

    4. Selecteer desgewenst Altijd naverwerken als bijlagen niet overeenkomen met masker(s) (als e-mails altijd moeten worden naverwerkt wanneer bijlagen niet overeenkomen met maskers die in de velden zijn opgegeven), Bijlagen opnemen die overeenkomen met deze maskers en Bijlagen uitsluiten die overeenkomen met deze maskers. Als dit veld is geactiveerd en de bijlagen komen niet overeen met de opgegeven maskers, wordt de e-mailimport als mislukt beschouwd en naverwerkt volgens de door u opgegeven instellingen in het veld Bij mislukte import in het tabblad Naverwerking.

      Opmerking:

      Het veld Altijd naverwerken als bijlagen niet overeenkomen met masker(s) wordt uitgeschakeld als de velden Bestand met berichthoofdtekst importeren en Opnemen als er geen bijlagen zijn beide worden ingeschakeld.
    5. Geef bij Documentvolgorde de volgorde op waarin de elementen van een e-mailbericht (bijvoorbeeld hoofdbericht van tekst en bijlagen) moeten worden geplaatst als documenten in geïmporteerde batches.

    6. Selecteer berichtelementen bij Opnemen in batchnotitie (zoals Ontvangstdatum/-tijd, Adres afzender, Adres ontvanger, Onderwerp en Hoofdtekst van bericht).

    7. Bij Batchprioriteit kunt u desgewenst een prioriteit aan elke nieuwe batch toewijzen op basis van de e-mailprioriteit (laag, normaal of hoog). U kunt bijvoorbeeld '8' invoeren in het veld Hoog om in Content Capture een batchprioriteit van 8 toe te wijzen aan e-mails met hoge prioriteit. E-mails zonder prioriteit worden beschouwd als hebbende een normale prioriteit.

  7. Geef op de pagina Naverwerking aan wat er met e-mailberichten moet gebeuren na een geslaagde of mislukte importbewerking. U kunt berichten verwijderen, berichten verplaatsen naar een opgegeven map binnen de e-mailaccount of, bij van een mislukte importbewerking, voorkomen dat berichten worden verwijderd. U kunt bijvoorbeeld, als de taak regelmatig wordt uitgevoerd, voorkomen dat succesvol geïmporteerde e-mails opnieuw worden geïmporteerd door deze naar een opgegeven map te verplaatsen.

  8. Voltooi de andere pagina's van de importprocessortaak zoals beschreven in Importprocessortaken toevoegen of bewerken.

U kunt nu de e-mailimporttaak testen. De importprocessor controleert de geconfigureerde e-mailaccounts op berichten en zoekt in mappen naar overeenkomende e-mails. Als er overeenkomende e-mails zijn gevonden, maakt de importprocessor een Content Capture batch en een document voor elk document dat vanuit het e-mailbericht wordt geïmporteerd. Desgewenst vult de importprocessor metagegevensvelden met metagegevens van e-mails en worden succesvol geïmporteerde berichten verwijderd of naar een map verplaatst.

E-mailberichten worden periodiek in Content Capture opgehaald uit de e-mailaccount die u hebt geconfigureerd op het tabblad E-mailaccounts. Als u echter op een bepaald tijdstip een e-mailimport wilt triggeren, selecteert u een e-mailimporttaak in de tabel Importprocessortaken en klikt u op het pictogram E-mail controleren. Dit pictogram wordt uitgeschakeld als u e-mailimporttaak offline is.

Import van lijstbestanden configureren

Bij een importtaak voor lijstbestanden wordt een importmap door de importprocessor gecontroleerd op overeenkomstige lijstbestanden. De documentbestanden, metagegevenswaarden en bijlagen die in het lijstbestand zijn aangegeven, worden geïmporteerd.

Zorg ervoor dat de agent voor bestandsimport actief is op uw computer.

Ga als volgt te werk om de instellingen van de importprocessortaak voor lijstbestanden te configureren:

  1. Genereer een lijstbestand.

    Een lijstbestand is een tekstbestand dat records met gescheiden gegevens bevat voor de namen en locaties van bestanden die moeten worden geïmporteerd. Elk record kan ook metagegevenswaarden bevatten die aan het document kunnen worden toegewezen of die moeten overeenkomen met een databasebestand. Ook kan het lijstbestand een of meer bijlagerecords bevatten die moeten worden geïmporteerd voor een document. Zie voor meer informatie: Bijlagen importeren tijdens de import van lijstbestanden.

  2. Voeg een importprocessortaak toe, of bewerk of kopieer een bestaande importprocessortaak door Lijstbestandsbron te selecteren in het veld Bron importeren op de pagina 'Algemene instellingen'.

  3. Vul op de pagina 'Algemene instellingen' de velden Standaard landinstelling, Codering en Standaarddatumnotatie in.

    Aan de hand van deze velden en op basis van uw landinstelling kunnen lijstbestanden correct worden gelezen door de importprocessor.

  4. Wijs op de pagina 'Documentprofiel' metagegevensvelden toe aan lijstbestandswaarden en geef de veldpositie in het lijstbestand aan met behulp van de metagegevensattributen Veld 1 - Veld n. U kunt ook velden op systeemniveau toewijzen, zoals beschreven in Metagegevenstoewijzing tijdens import configureren.

    Als u bijvoorbeeld het metagegevensveld Klant-ID wilt toewijzen aan het eerste veld in elk record in het lijstbestand, selecteert u het veld Klant-ID in de tabel Veldtoewijzingen metagegevens. Klik vervolgens op Tabel bewerken en selecteer Veld 1 in het veld Metagegevensattributen in het dialoogvenster 'Veldtoewijzingen metagegevens'.

  5. Voltooi de instellingen op de pagina 'Instellingen importbron'.

    1. Geef in het veld Bestandsmasker(s) een extensie op voor het bestandstype dat u wilt importeren. Geef *.* op om alle bestanden te importeren. Scheid meerdere maskers met een puntkomma (;).

    2. Als u lijstbestanden uit submappen in de opgegeven map wilt controleren en importeren, selecteert u het veld Submappen verwerken.

    3. Selecteer een optie in Nieuwe batch maken om aan te geven of er een nieuwe batch moet worden gemaakt voor elk lijstbestand of elke map die wordt geïmporteerd. Als u ervoor kiest per map een batch te maken, wordt voor elke verwerkte submap een nieuwe batch gemaakt.

    4. Geef in het veld Veldscheidingsteken aan hoe velden in het lijstbestand worden gescheiden. Gebruik een scheidingsteken dat niet in de metagegevens in het lijstbestand wordt gebruikt.

      Voer bijvoorbeeld een sluisteken (|), komma (,) of tilde (~) in.

    5. Geef in het veld Maximum aantal velden per document het maximum aantal velden in het lijstbestand op dat aan metagegevensvelden kan worden toegewezen.

    6. Geef in het veld Veldpositie documentbestand de veldpositie van documentbestandsnamen en locaties in het lijstbestand op. Voer bijvoorbeeld de waarde 1 in als het eerste veld in elk record in het lijstbestand het pad en de naam van een documentbestand bevat.

      Opmerking:

      Als de opgegeven veldpositie van een documentbestand geen pad bevat naar het bestand dat moet worden geïmporteerd, wordt aangenomen dat het bestand in dezelfde map staat als het lijstbestand dat wordt verwerkt.

    7. Geef in de velden Naverwerking lijstbestand aan hoe lijstbestanden na het importeren moeten worden gewijzigd om te voorkomen dat ze opnieuw worden geïmporteerd als de taak regelmatig wordt uitgevoerd. Wijzig dus de namen van lijstbestanden zodat ze niet langer overeenkomen met de bestandsmaskers die voor de taak zijn opgegeven. U kunt ze verwijderen, de extensie wijzigen of een voorvoegsel toevoegen.

    8. Geef in de velden Naverwerking documentbestand aan of u documentbestanden en hun bijlagen na het importeren uit de opgegeven locatie wilt verwijderen.

  6. Voltooi de andere pagina's van de importprocessortaak zoals beschreven in Importprocessortaken toevoegen of bewerken.

  7. Test de importtaak voor lijstbestanden.

    Als de taak wordt uitgevoerd met de opgegeven frequentie, wordt de map door de importprocessor gecontroleerd op lijstbestanden die overeenkomen met de opgegeven bestandsmaskers. Vervolgens worden de documentbestanden en hun bijlagen die zijn aangegeven in het lijstbestand geïmporteerd, worden de metagegevensvelden desgewenst gevuld met de gegevens uit het lijstbestand en wordt het lijstbestand ten slotte verwijderd of hernoemd.

Bijlagen importeren tijdens de import van lijstbestanden

Bij het verwerken van een lijstbestand worden door de importprocessor de documentbestanden, metagegevenswaarden en bijlagen geïmporteerd die in het lijstbestand zijn aangegeven. Voor het definiëren van een ​​bijlage in het lijstbestand wordt de volgende notatie gebruikt:

@Attachment[delimiter][Attachment Type][delimiter][Attachment File]

of

@Support[delimiter][Attachment Type][delimiter][Attachment File]

U wordt aangeraden om de opdracht @Attachment te gebruiken.

Wanneer door de importprocessor een bijlagerecord wordt verwerkt, wordt de bijlage geïmporteerd voor het document dat in het vorige record is opgegeven. Daarom mag de bijlage niet worden opgegeven als eerste record in het lijstbestand. Wanneer de bijlage als eerste record wordt opgegeven, treedt er een fout op.

Voorbeeld 11-1 Voorbeeld:

Doc1.TIF|Corp 1|Invoice
@Attachment|PO|PO1.TIF
Doc2.TIF|Corp 2|Invoice

In het bovenstaande voorbeeld wordt PO1.TIF geïmporteerd als documentbijlage voor het document Doc1.TIF. Er kunnen meerdere bijlagerecords worden opgegeven voor een document.

Voorbeeld 11-2 Voorbeeld:

Doc1.TIF|Corp 1|Invoice
@Attachment|PO|PO1.TIF
@Attachment|Contract|Contract1.PDF
@Attachment|Contract|Amendment1.PDF
Doc2.TIF|Corp 2|Invoice

Als het bijlagebestand een TIFF met meerdere pagina's is, wordt elke pagina geïmporteerd als afzonderlijk batchitem en samengevoegd tot een bijlage.

Bestandsimport uit een map configureren

Door de importprocessor wordt bij een mapimporttaak een importmap gecontroleerd en worden alle gevonden bestanden geïmporteerd met een opgegeven bestandsmasker.

Zorg ervoor dat de agent voor bestandsimport actief is op uw computer.

Ga als volgt te werk om de instellingen van de mapimportprocessortaak te configureren:

  1. Voeg een importprocessortaak toe, of bewerk of kopieer een bestaande importprocessortaak en selecteer Mapbron in het veld Importbron op de pagina 'Algemene instellingen'.

  2. Configureer de instellingen op de pagina 'Instellingen importbron'.

    1. Geef in het veld Bestandsmasker(s) de bestandstypen op die u wilt importeren door een extensie in te voeren (bijvoorbeeld *.tif of *.pdf). Geef *.* op om alle bestanden te importeren. Scheid meerdere maskers met een puntkomma (;).

    2. Als u bestanden door de importprocessor wilt laten controleren en importeren uit submappen in deze map, selecteert u het veld Submappen verwerken.

    3. Geef in het veld Nieuwe batch maken aan of u een nieuwe batch wilt maken voor elk geïmporteerd bestand of voor elke geïmporteerde map. Wanneer een batch per map wordt gemaakt, worden er ook batches gemaakt voor de submappen van een map.

      Wanneer u de optie Per map kiest, wordt de optie Maximum aantal bestanden dat per batch wordt geïmporteerd geactiveerd. Voer een getal in dat niet hoger is dan 500.

    4. Voer in het veld Bestand gereed desgewenst een bestandsnaam in die aanwezig moet zijn in de map (en elke submap, indien van toepassing) voordat de map wordt verwerkt. Met deze optie wordt de verwerking van een map uitgesteld totdat het gereedheidsbestand verschijnt. Wanneer de verwerking is voltooid, wordt het gereedheidsbestand verwijderd.

    5. Definieer in de velden Bestandsverwerkingsvolgorde het primaire en secundaire sorteertype en de volgorde waarin bestanden in de importmap worden verwerkt. De opties voor het sorteertype zijn: Geen (geen sorteertype), Bestandsnaam, Bestandsextensie of Wijzigingsdatum bestand en de opties voor de sorteervolgorde zijn: Oplopend of Aflopend.

    6. Geef in de velden Naverwerking bestand op hoe bestanden na het importeren moeten worden gewijzigd, zodat deze niet opnieuw worden geïmporteerd als de taak regelmatig wordt uitgevoerd. Hiervoor moet u de bestandsnamen zo wijzigen dat deze niet meer overeenkomen met de bestandsmaskers die voor de taak zijn opgegeven. U kunt bestanden verwijderen, bestandsextensies wijzigen of bestandsvoorvoegsels toevoegen. U kunt ook verwerkte submappen opschonen door het veld Verwerkte submap verwijderen indien leeg te selecteren.

  3. Voltooi de overige pagina's van de importprocessortaak.

  4. Test de mapimporttaak om er zeker van te zijn dat deze met de gekozen frequentie wordt geactiveerd.

De map wordt door de importprocessor gecontroleerd op bestanden die overeenkomen met de bestandsmaskers. Als overeenkomsten worden gevonden, worden de bestanden geïmporteerd en worden nieuwe batches gemaakt. Bovendien worden de metagegevensvelden gevuld en worden bestanden verwijderd of hernoemd zoals u hebt opgegeven.

Metagegevenstoewijzing tijdens import configureren

Op de pagina 'Documentprofiel' kunt u configureren hoe importtaakwaarden worden toegewezen aan Content Capture metagegevensvelden tijdens een importverwerking.

Ga als volgt te werk om toewijzing van metagegevens te configureren tijdens het importeren:

  1. Selecteer de pagina 'Documentprofiel' in een importprocessortaak.

  2. Geef in het veld Standaarddocumentprofiel het documentprofiel op dat u aan geïmporteerde documenten wilt toewijzen. Het document wordt geclassificeerd door het geselecteerde profiel. Als gebruikers bijvoorbeeld de batch openen in de client, is dit documentprofiel geselecteerd.

  3. Wijs in de tabel Veldtoewijzingen metagegevens Content Capture metagegevensvelden toe aan de waarden die specifiek zijn voor de geselecteerde importbron.

    Selecteer in de kolom Metagegevensveld het Capture veld dat u wilt invullen en klik op Bewerken. Alle metagegevensvelden zijn beschikbaar voor toewijzing, ongeacht het standaardprofiel dat is geselecteerd.

  4. Voltooi de instellingen in het dialoogvenster Veldtoewijzingen metagegevens.

    1. Selecteer een metagegevenswaarde voor de importbron in het veld Metagegevensattributen. Als u een standaardwaarde wilt gebruiken, selecteert u Standaardwaarde in dit veld en geeft u vervolgens de waarde op in het veld Standaardwaarde.

    2. Selecteer voor een mapimporttaak attributen voor mappen, bestanden of paden in deze tabel:

      Systeemattribuut Waarde voor voorbeeldpad voor bestand dat wordt geïmporteerd (/import/onkosten/20200426/Klant1.pdf)

      Bestandsnaam

      Klant1.pdf

      Basisbestandsnaam

      Klant1

      Bestandsextensie

      pdf

      Mappad

      /import/onkosten/20200426

      Mapnaam

      20200426

      Volledig bestandspad

      /import/onkosten/20200426/Klant1.pdf

      Bestand gewijzigd op/om

      Bestand gewijzigd op/om - systeemwaarde

      Hostnaam importagent

      Hostnaam van de computer waarop de agent voor bestandsimport is geïnstalleerd

    3. Selecteer voor een e-mailimporttaak attributen voor e-mailberichten in de volgende tabel:

      Systeemattribuut Beschrijving

      Naam afzender

      Naamalias van adres afzender

      Adres afzender

      E-mailadres afzender

      Antwoordnaam

      Antwoordnaam voor het bericht

      Antwoordadres

      Antwoordadres voor het bericht

      Ontvangersnamen

      Verzameling ontvangersnamen voor het bericht

      Ontvangersadressen

      Verzameling ontvangersadressen voor het bericht

      Map

      Mapnaam waaruit het bericht is verkregen

      Ontvangstdatum

      Datum en tijd waarop het bericht is ontvangen

      Verzenddatum

      Datum en tijd waarop het bericht oorspronkelijk is verstuurd

      Onderwerp

      Onderwerp van het bericht

      E-mailprioriteit

      Lage, normale en hoge prioriteitswaarde van het bericht

      Bericht-ID

      Unieke ID van het bericht

    4. Selecteer voor een willekeurige importtaak algemene systeemattributen in deze tabel:

      Systeemattribuut Beschrijving

      Datum/tijd import

      Datum en tijd waarop de batch is geïmporteerd

      Naam importtaak

      Naam die is toegewezen aan de importprocessortaak

      Standaardwaarde

      Standaardwaarde die wordt toegewezen

  5. Desgewenst kunt u andere metagegevensvelden in de tabel Veldtoewijzingen metagegevens toewijzen.

Naverwerking van een importprocessortaak configureren

Met de instellingen voor naverwerking kunt u bepalen wat er gebeurt nadat de importverwerking een batch heeft voltooid.

Ga als volgt te werk om naverwerking van een importprocessortaak te configureren:

  1. Voeg een importprocessortaak toe of bewerk een bestaande importprocessortaak en selecteer vervolgens de pagina 'Naverwerking'.
  2. Selecteer in het veld Batchprocessor de volgende stap: wat gebeurt er nadat er batches zijn gemaakt en de importverwerking is voltooid? Als u Geen selecteert, is de batch direct beschikbaar voor de client.
  3. Selecteer in het veld Batchprocessortaak een herkenningstaak, een conversie naar TIFF/PDF, een activumreferentietaak of een XML-transformatietaak die moet worden uitgevoerd. U kunt deze keuze alleen maken als u bij de vorige stap een herkenningsprocessor, een conversieprocessor, een activumreferentieprocessor of een XML-transformatieprocessor hebt geselecteerd.
  4. Klik op Versturen om de wijzigingen op te slaan.