14 Objecten beheren in de Oracle BI presentatiecatalogus

Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van de Oracle BI presentatiecatalogus in Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor opslag en beheer van Business Intelligence objecten. Er wordt beschreven hoe u objecten zoekt, met favorieten werkt, rechten aan objecten toewijst, eigendom van objecten toewijst of objecten tot eigendom maakt, en objecten archiveert.

Wat is de Oracle BI presentatiecatalogus?

In de Oracle BI presentatiecatalogus zijn Business Intelligence objecten opgeslagen en wordt een interface geboden waarin gebruikers objecten kunnen maken, openen en beheren en specifieke op objecten gebaseerde taken kunnen uitvoeren (bijvoorbeeld exporteren, afdrukken en bewerken). De catalogus is georganiseerd in mappen die gedeeld of persoonlijk zijn.

Als Oracle BI EE is geïntegreerd met andere Oracle applicaties, worden de objecten die in die applicaties zijn gemaakt ook in de catalogus opgeslagen. Als Oracle BI Publisher bijvoorbeeld is geïntegreerd met Oracle BI EE worden gegevensmodellen, rapporten en stijlsjablonen en subsjablonen ook opgeslagen in en zijn deze toegankelijk vanuit de catalogus.

Veel van de bewerkingen die u in de Oracle BI presentatiecatalogus kunt uitvoeren, kunnen ook worden uitgevoerd in Catalog Manager, die zich buiten Oracle BI Presentation Services bevindt. Zie Werken met objecten in catalogusbeheer in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor meer informatie.

Wie gebruikt de catalogus?

Verschillende gebruikers hebben toegang tot de catalogus.

Er zijn drie soorten primaire gebruikers in Oracle BI EE: inhoudgebruikers, inhoudontwerpers en catalogusbeheerders. Elk soort gebruiker voert verschillende taken uit in de catalogus en ziet daarom ook een andere versie van de catalogusinterface. Functionaliteit die beschikbaar is voor het ene soort gebruiker is mogelijk niet beschikbaar voor het andere soort gebruiker. Bovendien kunnen de beschikbare catalogusfunctionaliteit en objecten per gebruiker verschillen, afhankelijk van de machtigingen die door de Presentation Services beheerder zijn ingesteld en de afzonderlijke machtigingen van het object, die gewoonlijk zijn ingesteld door de inhoudontwerper.

Inhoudgebruikers kunnen de pagina 'Catalogus' gebruiken voor het bekijken van de Business Intelligence objecten die vereist zijn voor de uitvoering van hun reguliere taken. Bijvoorbeeld: een verkoopmanager heeft toegang nodig tot een analyse voor het bijhouden van de wekelijkse omzet van een bepaald drankmerk in de regio's 'Midden' en 'Oost'. De machtigingen die door de inhoudontwerper en catalogusbeheerder zijn ingesteld, bepalen welke taken de inhoudgebruikers kunnen uitvoeren op een afzonderlijk stuk inhoud als binnen de catalogus. Bijvoorbeeld: inhoudgebruikers in bedrijf A zijn alleen gemachtigd voor het zoeken naar, bekijken van en werken met objecten die aan hen zijn toegewezen, maar inhoudgebruikers in bedrijf B kunnen niet alleen zoeken naar en werken met inhoud, maar ook inhoud maken en deze opslaan in hun persoonlijke mappen.

Inhoudontwerpers zijn de personen die de inhoud voor de inhoudgebruikers maken. Inhoudontwerpers hebben veel uitgebreidere toegangsrechten voor de catalogus nodig om efficiënt objecten te kunnen maken, bewerken en testen en problemen met objecten te kunnen oplossen. Zij hebben dan ook toegang tot meer functionaliteit dan inhoudgebruikers. Net als bij inhoudgebruikers worden de machtigingen van inhoudontwerpers ingesteld door de beheerder. Een inhoudontwerper moet bijvoorbeeld inhoud kunnen opslaan in en ophalen uit de openbare mappen voor het functionele gebied 'Verkoop', maar niet voor het functionele gebied 'Bedrijfsvoering'. Of een inhoudontwerper moet bijvoorbeeld worden toegewezen aan verschillende groepen zodat hij zich bij Presentation Services kan aanmelden als verschillende gebruikers om de nieuwe of gewijzigde inhoud te testen.

Beheerders hebben de meest uitgebreide toegangsrechten voor de catalogus nodig. Hun toegangsniveau wordt echter nog steeds bepaald door de rechten die aan hun rol zijn toegewezen door de Presentation Services beheerder. Gewoonlijk omvatten de catalogustaken van de beheerder het instellen van machtigingen voor catalogusobjecten en mappen, het archiveren van de catalogus, het maken en beheren van mapstructuren en het beheren van systeem- en gebruikersgegevens.

Opmerking:

In de loop der tijd kunnen er inconsistenties in de catalogus ontstaan door verbroken koppelingen, verwijderde gebruikers of NFS-bestandssysteemfouten. U kunt de catalogus om de zoveel tijd valideren en geïnformeerd worden over inconsistenties en het corrigeren daarvan. Zie Validating the Catalog in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor informatie over validatie.

Business Intelligence objecten opslaan

U kunt objecten die u in mappen maakt in de catalogus opslaan.

Zie Richtlijnen voor objectnamen in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor informatie over naamgevingsconventies.

Gebruik de volgende procedure om objecten in de catalogus op te slaan:

Ga als volgt te werk om objecten in de catalogus op te slaan:

  1. Maak of bewerk een Business Intelligence object en klik op Opslaan of Opslaan als in de werkbalk van de editor. Het dialoogvenster 'Opslaan als' wordt weergegeven.

  2. Selecteer de locatie in de catalogus waar u het object wilt opslaan. Houd rekening met het volgende:

    • U kunt submappen maken om objecten op te slaan binnen uw map 'Mijn mappen' of binnen de systeemmap waarvoor u de machtiging hebt deze te bewerken.

    • Oracle BI EE biedt u de mogelijkheid om elk type Business Intelligence object op te slaan naar elke locatie binnen de catalogus. Voor sommige typen objecten wordt in het dialoogvenster 'Opslaan als' van Oracle BI EE echter de beste cataloguslocatie gesuggereerd. Als u bijvoorbeeld een benoemd filter maakt, moet dit worden opgeslagen naar een onderwerpgebied (/Mijn mappen/Inhoud onderwerpgebied/Paint), zodat het beschikbaar is wanneer u een analyse maakt met behulp van hetzelfde onderwerpgebied en waaraan u het opgeslagen filter wilt toevoegen.

    • U kunt de volgende objecten naar een willekeurige locatie binnen de catalogus opslaan: acties, agenten, analysen, BI Publisher objecten, briefingboeken, voorwaarden, prestatiekengetallen en prompts.

    • Oracle raadt u aan om de volgende objecten op te slaan in de onderwerpgebiedmap: berekende items, aangepaste groepen en filters. Als een onderwerpgebied niet aanwezig is in uw map '/Mijn mappen' of binnen de map '/Gedeelde mappen', wordt door Oracle BI EE een onderwerpgebied gemaakt en wordt in het dialoogvenster 'Opslaan als' standaard het pad naar /Mijn mappen/Inhoud onderwerpgebied/<onderwerpgebied> weergegeven. Door deze objecten in de onderwerpgebiedmappen op te slaan, bent u er zeker van dat deze beschikbaar zijn wanneer u een analyse maakt voor hetzelfde onderwerpgebied.

    • Dashboards kunnen op een willekeurige cataloguslocatie worden opgeslagen. Als u echter wilt dat het dashboard wordt weergegeven in het menu 'Dashboards' van de algemene koptekst, moet u het dashboard naar een dashboardmap op het eerste niveau opslaan. Sla het dashboard bijvoorbeeld naar de volgende locatie op om het dashboard op te nemen in het menu 'Dashboards': '/Gedeelde mappen/Verkoopverwachtingen/Dashboards'. Sla het dashboard naar de volgende locatie op om het dashboard uit te sluiten van het menu 'Dashboards': '/Gedeelde mappen/Verkoopverwachtingen/Dashboards/Ontwerptijd'. Zie Dashboards opslaan met andere namen en op andere locaties voor meer informatie over het opslaan van dashboards.

  3. Klik op OK.

Gebruik de volgende procedure om een submap te maken binnen 'Mijn mappen' of, als u de juiste machtigingen hebt, om een submap te maken.

Ga als volgt te werk om een map of een submap te maken:

  1. Ga op de pagina 'Catalogus' naar de gewenste locatie in het deelvenster 'Mappen'.
  2. Klik in de cataloguswerkbalk op Nieuw en selecteer Map.
    Het dialoogvenster 'Nieuwe map' wordt weergegeven.
  3. Voer de mapnaam in en klik op OK.

Hoe kan ik naar objecten zoeken?

Afhankelijk van de vraag of uw systeem is geconfigureerd om gebruik te maken van Crawl configureren van BISearch, kunt u eenvoudig zoeken in de catalogus of zoeken in de volledige catalogustekst om objecten te vinden in de Oracle BI-presentatiecatalogus.

De catalogus bevat zaken die u of iemand anders heeft gedefinieerd en opgeslagen voor toekomstig gebruik (zoals analysen en dashboards). U kunt in de catalogus zoeken naar iets waarmee u wilt werken of dat u wilt wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de analyse 'Merkopbrengsten' opzoeken die u vorige week hebt gemaakt. Zo kunt u een staafgrafiek wijzigen in een lijngrafiek in die analyse.

U kunt de pagina 'Catalogus' gebruiken voor het bekijken van de Business Intelligence objecten die vereist zijn voor de uitvoering van uw reguliere taken. Bijvoorbeeld: een verkoopanalist heeft toegang nodig tot een analyse voor het bijhouden van de wekelijkse omzet van een bepaald drankmerk in de regio's 'Midden' en 'Oost'. De machtigingen die door de catalogusbeheerder zijn ingesteld, bepalen welke taken de analist kan uitvoeren op een afzonderlijk stuk inhoud en binnen de catalogus.

  • Eenvoudig zoeken in de catalogus: dit is de standaardzoekoptie. Met dit type zoekbewerking kunt u zoeken naar een object op basis van enkel de exacte naam, beschrijving, locatie of het exacte objecttype. Zie Eenvoudig zoeken in de catalogus voor meer informatie.

  • Zoeken in volledige catalogustekst – om zoeken in volledige catalogustekst mogelijk te maken, moet uw beheerder indexering (crawl) door BISearch configureren. Met dit zoektype kunt u een object zoeken op de exacte naam, beschrijving, locatie, objecttype, objectattribuut, gegevenskolomnaam, gegevenskolomwaarden enzovoort. Zie In volledige tekst van catalogus zoeken voor meer informatie.

Eenvoudig zoeken in de catalogus

Met de zoekfunctie 'Eenvoudig zoeken' in de catalogus kunnen gebruikers met de juiste rechten zoeken naar objecten vanuit de algemene koptekst of de pagina 'Catalogus'.

Met deze basiszoekopdracht kunt u in de cataloguspagina een object vinden door enkel te zoeken op de exacte naam, de beschrijving, de locatie en het type. U vindt alleen de objecten waarvoor u de juiste machtigingen hebt. Wanneer u het gewenste object hebt gevonden, kunt u erop klikken om het weer te geven en te bekijken of te bewerken, als u hiervoor de juiste machtigingen hebt.

In volledige tekst van catalogus zoeken

Als u in de volledige tekst zoekt, kunt u objecten vinden door verschillende zoekwaarden in te voeren, bijvoorbeeld naam, beschrijving, auteur en de namen en waarden van kolommen met gegevens waarnaar het object verwijst.

Met een zoekopdracht in de volledige catalogustekst kunnen gebruikers die over de juiste rechten beschikken, een uitgebreide zoekopdracht naar een object uitvoeren. Deze uitgebreide zoekfunctionaliteit is alleen beschikbaar als uw beheerder crawls voor BISearch heeft geconfigureerd en geactiveerd. Als deze functionaliteit is geconfigureerd, is zoeken in de volledige catalogustekst net als eenvoudig zoeken in de catalogus beschikbaar via de algemene koptekst of de pagina 'Catalogus'.

Wanneer gebruikers in de volledige catalogustekst zoeken, worden de objecten gevonden waarop crawls zijn uitgevoerd, die zijn geïndexeerd en waarvoor afzonderlijke gebruikers de juiste rechten hebben. Houd er rekening mee dat objecten zoals dashboards en rapporten waarvoor het attribuut Niet indexeren is geselecteerd, niet worden geïndexeerd.

Op de resultatenlijst van een zoekopdracht in volledige tekst staan alle objecten die voldoen aan de criteria en waarvoor de gebruiker ten minste het recht Openen heeft. Als een object in een map is opgeslagen, heeft de gebruiker het recht Map doorlopen en Object openen nodig. Objecten met het recht Geen toegang zijn niet beschikbaar.

Houd rekening met de volgende aanvullende informatie over zoeken in de volledige tekst:

  • Wanneer u zoekt met behulp van sleutelwoorden, bevatten de zoekresultaten zowel gegevens als metagegevens. Voor elk catalogusobject worden zowel de metagegevens (zoals naam, pad, auteur, wijzigingsdatum, datum laatst geopend, type en beschrijving) als de gegevens (zoals kolomnaam, koptekstnamen, kolomwaarden, promptformules, kolomformules en promptwaarden) geïndexeerd en zijn deze beschikbaar als zoekresultaten.

  • De standaardzoekoperator is OR. U kunt meerdere zoektermen opgeven. In de hoogste zoektreffer is het grootste aantal zoektermen inbegrepen.

U kunt zoeken naar bijna alle typen objecten in de Oracle BI presentatiecatalogus, met een paar uitzonderingen, zoals Marketing Segmentation objecten en hiërarchische kolommen.

Zoeken naar objecten in de catalogus

U kunt geconfigureerde niveaus van zoekfunctionaliteit gebruiken om objecten in de catalogus te vinden.

Afhankelijk van de wijze waarop uw systeem is geconfigureerd, kunt u eenvoudig zoeken of zoeken in volledige tekst gebruiken. Zie Hoe kan ik naar objecten zoeken? voor meer informatie.

Bij zoeken in de volledige tekst wordt een zojuist gemaakt object dat in de index is opgenomen, pas gevonden nadat er een crawl is uitgevoerd.

Ga als volgt te werk om vanuit de algemene koptekst objecten te zoeken:

U kunt de algemene koptekst gebruiken om een zoekopdracht uit te voeren.

  1. Klik in het veld Zoeken van de algemene koptekst op de pijl omlaag en selecteer het objecttype waarop u wilt zoeken.

  2. Plaats de cursor in het veld naast het veld Zoeken en voer de volledige of gedeeltelijke naam of beschrijving van het object in.

  3. Klik op Zoeken om de zoekopdracht te starten. De pagina 'Catalogus' wordt weergegeven met de resultaten die overeenkomen met uw criteria. Zie het deelvenster 'Zoeken' voor meer informatie over zoeken.

Gebruik de functionaliteit van de pagina 'Catalogus' om zoekcriteria op te geven. Deze zoekmethode is handig als u de naam, de locatie of het type van het object weet. Voer de volgende taak uit voor eenvoudig zoeken en voor volledig geïntegreerd zoeken in volledige tekst.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Klik op de pagina 'Catalogus' op de knop Zoeken.
  3. Geef in het deelvenster 'Zoeken' de zoekcriteria op. U beschikt over de volgende opties:
    • Zoeken: alle objecten en mappen waarvan de naam de letters bevat die u hebt ingevoerd, worden weergegeven.
    • Locatie: deze optie is alleen beschikbaar voor de eenvoudige zoekopdracht. Selecteer de mappen waarin u wilt zoeken. Beheerders en gebruikers met beheerdersmachtigingen kunnen de hoofdmap van de catalogus doorzoeken. Voordat u in de hoofdmap kunt zoeken, moet u echter de 'Beheerweergave' hebben ingesteld.
    • Type: deze optie is alleen beschikbaar voor de eenvoudige zoekopdracht. Selecteer het type object waarnaar u zoekt (bijvoorbeeld prestatiekengetal, scorecard of filter).
  4. Als u wilt zoeken naar verborgen items, schakelt u in de koptekst van de pagina 'Catalogus' het selectievakje Verborgen items tonen in.
  5. Klik op Zoeken.
    Mappen of objecten die voldoen aan de zoekcriteria, worden weergegeven in het gebied 'Catalogus'.

Objectspecifieke taken

Met objecten kunt u specifieke taken uitvoeren.

Welke taken u kunt uitvoeren voor een object dat u selecteert in het deelvenster 'Catalogus', is afhankelijk van het type object dat u hebt geselecteerd (bijvoorbeeld een dashboard of prestatiekengetal) en de machtigingen die voor het object zijn ingesteld. De lijst met beschikbare taken wordt weergegeven in het deelvenster 'Taken', dat u vindt op de pagina 'Catalogus' of via de koppeling Meer van het object.

In de afbeelding ziet u de beschikbare taken voor de analyse die is geselecteerd in de catalogus. Deze afbeelding illustreert het feit dat de volgende taken voor het object beschikbaar zijn: 'Uitvouwen', 'RSS', 'Verwijderen', 'Kopiëren', 'Hernoemen', 'Snelkoppeling maken', 'Archiveren', 'Archiveren ongedaan maken', 'Uploaden', 'Eigenschappen' en 'Rechten'.

In de meeste gevallen kunt u een object openen of kopiëren. Als u echter een analyse hebt geselecteerd, kunt u een agent maken voor de analyse of de analyse exporteren. Als u een dashboard hebt gemaakt, kunt u het dashboard publiceren of archiveren, afhankelijk van de machtigingen die aan het object zijn toegewezen.

Opmerking:

Als u een upgrade uitvoert naar een nieuwere versie van Oracle Business Intelligence en met objecten in de catalogus werkt, merkt u wellicht dat u tot bepaalde objecten niet zo snel toegang krijgt als in de vorige release. Deze verandering kan het gevolg zijn als objecten niet juist worden bijgewerkt. Zie Catalogusobjecten bijwerken in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor informatie over het upgraden van objecten.

Wat zijn favorieten?

Met de favorietenfunctionaliteit kunt u de catalogusobjecten die u regelmatig bekijkt of nog een keer wilt bekijken, markeren als favoriet.

Nadat u objecten als favoriet hebt gemarkeerd, kunt u het dialoogvenster Favorieten beheren gebruiken om uw favorieten met behulp van categorieën in te delen en uw favorieten zo te herschikken dat u intuïtief kunt zoeken. U kunt een lijst openen met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, en alle gemaakte categorieën weergeven door in de algemene koptekst op Favorieten te klikken.

U kunt Oracle Business Intelligence Mobile gebruiken om toegang te krijgen tot uw lijst met favorieten en om objecten aan de lijst toe te voegen of hieruit te verwijderen. U kunt uw favorieten echter niet met Oracle BI Mobile indelen en beheren. De lijsten met favorieten van uw Oracle BI EE bureaublad en Oracle BI Mobile worden gesynchroniseerd wanneer u inlogt bij een van beide Oracle BI EE instances.

Objecten aan favorieten toevoegen

U kunt op verschillende manieren een object aan uw lijst met favorieten toevoegen.

U kunt de catalogusobjecten die u regelmatig bekijkt of nog een keer wilt bekijken, markeren als favoriet. Stel dat u vaak de analyse 'Trouwe klanten' bekijkt in de catalogus. U markeert de analyse als favoriet. Nadat u een object aan uw favorietenlijst hebt toegevoegd, wordt aan het pictogram van het object een geel sterretje toegevoegd.

Ga als volgt te werk om een object aan uw favorietenlijst toe te voegen met de beginpagina of de cataloguspagina:

  1. Ga naar de beginpagina of de cataloguspagina en blader naar het object dat u aan uw favorietenlijst wilt toevoegen.

  2. Klik op de koppeling Meer en klik vervolgens op Toevoegen aan favorieten. Het object wordt toegevoegd aan uw favorietenlijst.

Ga als volgt te werk om een object aan uw favorietenlijst toe te voegen terwijl u het object bekijkt of bewerkt:

  1. Open het object in de daarvoor aangewezen viewer of editor.
  2. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over Favorieten en klik op Toevoegen aan favorieten. Het object wordt toegevoegd aan uw favorietenlijst.

Toegang tot favoriete objecten

Nadat u objecten als favoriet hebt gemarkeerd, kunt u het menu Favorieten in de algemene koptekst gebruiken om uw lijst met favorieten te bekijken en naar een favoriet object te bladeren en dit te selecteren.

Zie Objecten aan favorieten toevoegen voor informatie over het toevoegen van objecten.

U kunt uw favorietenlijst ook met Oracle Business Intelligence Mobile weergeven. Zie Wat zijn favorieten? voor meer informatie over het gebruik van favorieten met Oracle Business Intelligence Mobile.

  1. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over het menu Favorieten. De lijst met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, wordt weergegeven.
  2. Blader door de lijst met objecten en categorieën, en klik op een object om het te selecteren.

Favorieten indelen

Gebruik deze taken om de items in uw favorietenlijst in te delen.

U kunt favorieten alleen indelen vanaf het Oracle BI EE bureaublad. Alle wijzigingen die u aanbrengt in uw lijst met favorieten worden gesynchroniseerd met de favorietenlijst van Oracle Business Intelligence Mobile wanneer u zich aanmeldt vanaf het mobiele apparaat.

Ga als volgt te werk om een favorietencategorie te maken:

  1. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over het menu Favorieten. De lijst met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, wordt weergegeven.

  2. Klik op Favorieten beheren. Het dialoogvenster 'Favorieten beheren' wordt weergegeven.

  3. Blader in het gebied 'Categoriestructuur' of 'Selectiecategorie' naar de locatie waar u een nieuwe categorie wilt toevoegen en selecteer deze locatie.

  4. Klik op de werkbalk op Nieuwe categorie. Het dialoogvenster Nieuwe categorie wordt weergegeven.

  5. Voer een unieke naam voor de categorie in. Klik op OK.

  6. De nieuwe categorie wordt weergegeven.

Ga als volgt te werk om uw favoriete objecten te herschikken:

  1. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over het menu Favorieten. De lijst met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, wordt weergegeven.
  2. Klik op Favorieten beheren. Het dialoogvenster 'Favorieten beheren' wordt weergegeven.
  3. Blader in het gebied 'Categoriestructuur' of 'Selectiecategorie' naar de locatie van de categorieën of objecten die u wilt herschikken. U kunt de volgende acties uitvoeren om uw favorieten te herschikken.
    • Een object of categorie selecteren en op een knop klikken om het item lager of hoger in uw favorietenlijst te plaatsen.

    • Objecten naar categorieën slepen. Sleep categorieën naar andere categorieën om ze te nesten.

    • Objecten of categorieën kopiëren van de ene naar de andere locatie.

    • De naam van categorieën wijzigen.

    • De geselecteerde categorieën of objecten binnen een categorie alfabetisch in oplopende of aflopende volgorde sorteren.

    Zie het dialoogvenster Favorieten beheren voor meer informatie.

  4. Klik op OK. De objecten en categorieën die u hebt herschikt, worden opgeslagen en in uw favorietenlijst weergegeven.

Objecten verwijderen uit favorieten

U kunt items uit uw lijst met favorieten verwijderen.

U kunt objecten die u niet meer regelmatig gebruikt, verwijderen uit uw favorietenlijst. Bijvoorbeeld: u kunt de analyse 'Trouwe klanten' van vorig jaar uit uw favorietenlijst verwijderen als u deze niet zo vaak meer nodig hebt.

U kunt ook met Oracle Business Intelligence Mobile objecten uit uw favorietenlijst verwijderen.

Nadat u een object uit de lijst met favorieten hebt verwijderd, verandert het objectpictogram van een pictogram met een geel sterretje in het standaardpictogram van het object.

Ga als volgt te werk om een object uit uw favorietenlijst te verwijderen via de beginpagina of de cataloguspagina:

  1. Ga naar de beginpagina of de cataloguspagina en blader naar het object dat u uit uw favorietenlijst wilt verwijderen.

  2. Klik op de koppeling Meer en klik vervolgens op Uit favorieten verwijderen. Het object wordt uit uw favorietenlijst verwijderd.

Ga als volgt te werk om een object uit uw favorietenlijst te verwijderen terwijl u het object bekijkt of bewerkt:

  1. Open het object in de daarvoor aangewezen viewer of editor.

  2. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over het menu Favorieten. De lijst met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, wordt weergegeven.

  3. Klik op Uit favorieten verwijderen. Het object wordt uit uw favorietenlijst verwijderd.

Ga als volgt te werk om een object uit uw favorietenlijst te verwijderen met het dialoogvenster 'Favorieten beheren':

  1. Beweeg in de algemene koptekst de muisaanwijzer over het menu Favorieten. De lijst met de objecten die u als favoriet hebt gemarkeerd, wordt weergegeven.
  2. Klik op Favorieten beheren. Het dialoogvenster 'Favorieten beheren' wordt weergegeven.
  3. Blader naar het object dat u wilt verwijderen en selecteer het.
  4. Klik op Verwijderen.
  5. Klik op OK. Het object wordt verwijderd uit de lijst.

Analysen, prestatiekengetallen en analysepromptsgegevens exporteren

Als u uw gegevens in andere applicaties wilt gebruiken, kunt u waarden en gegevens voor analysen, prestatiekengetallen en analyseprompts exporteren.

U kunt ze exporteren in verschillende indelingen, bijvoorbeeld als PDF-bestand, webarchief, spreadsheet, PowerPoint-presentatie of gegevensbestand. Bijvoorbeeld: u kunt de analyse 'Voorraadbeheer' exporteren, zodat een leverancier de resultaten kan bekijken in Microsoft Excel.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Zoek op de pagina 'Catalogus' naar het object dat u wilt exporteren. Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.
  3. Selecteer in het deelvenster 'Mappen' het object dat u wilt exporteren.
  4. Selecteer het object en voer een taak uit:
    • Selecteer onder het document Meer en vervolgens Exporteren

    • Klik op de knop Exporteren in het deelvenster 'Taken'.

  5. Selecteer de indeling. De lijst Gegevens bevat de opties CSV-indeling, Door tabs gescheiden indeling en XML-indeling.

Opmerking:

U kunt Oracle Business Intelligence Publisher rapporten exporteren als deze zijn ingesloten in een dashboard of dashboardpagina. Zie Dashboards en dashboardpagina's exporteren voor aanvullende informatie.

Toegang tot eigenschappen

Gebruikers met beheerdersrechten hebben toegang tot de eigenschappen van elk object of elke map om taken uit te voeren als systeemgegevens bekijken of toegangsniveaus wijzigen.

Gebruikers kunnen de eigenschappen openen en wijzigen van de objecten die ze zelf hebben gemaakt of waarvan ze eigenaar zijn. Bijvoorbeeld: u kunt de analyse 'Merkopbrengsten' wijzigen in alleen-lezen, zodat andere gebruikers de analyse niet kunnen wijzigen.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Zoek op de pagina 'Catalogus' naar het object waaraan u eigenschappen wilt toewijzen.
    Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.
  3. Selecteer een object of map in het deelvenster 'Mappen'.
    • Selecteer Meer en vervolgens Eigenschappen onder het document.
    • Klik op de knop Eigenschappen in het deelvenster 'Taken'.
  4. Controleer of wijzig de instellingen in het dialoogvenster 'Eigenschappen'.

Beveiligingsniveaus van Oracle BI EE

Oracle BI EE ondersteunt beveiligingsmechanismen waarmee gebruikers alleen toegang hebben tot de gegevens waarvoor zij rechten hebben.

Zie Introduction to Security in Oracle Business Intelligence in Security Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor specifieke informatie over het instellen en beheren van beveiliging. De volgende typen beveiliging zijn gangbaar:

  • Onderwerpgebiedbeveiliging. Met dit beveiligingsmechanisme wordt de toegang beheerd tot objecten, zoals onderwerpgebieden, mappen en kolommen. Inhoudontwikkelaars van een bepaalde afdeling kunnen bijvoorbeeld als zij de Analyse-editor gebruiken alleen de onderwerpgebieden bekijken die aan hun afdeling toebehoren.

  • Catalogusobjectbeveiliging. Dit beveiligingsmechanisme biedt beveiliging voor objecten die zijn opgeslagen in de Oracle BI presentatiecatalogus, zoals dashboards, dashboardpagina's, mappen en analysen. Gebruikers kunnen alleen de objecten bekijken waarvoor zij rechten hebben. Aan een manager op middenniveau is bijvoorbeeld mogelijk geen toegang verleend tot een dashboard dat overzichtsgegevens biedt van een gehele afdeling. Zie Wat zijn machtigingen? voor meer informatie over catalogusobjectbeveiliging.

  • Gegevensniveaubeveiliging. Met dit beveiligingsmechanisme worden het type en de hoeveelheid gegevens beheerd die beschikbaar zijn in analysen. Wanneer meerdere gebruikers dezelfde analyse uitvoeren, zijn de resultaten die voor elke gebruiker worden opgehaald afhankelijk van hun toegangsrechten en rol in het bedrijf. Een onderdirecteur kan bijvoorbeeld de resultaten voor alle regio's bekijken, terwijl een verkoopvertegenwoordiger voor een bepaalde regio alleen de gegevens voor die regio ziet.

De beveiligingsmechanismen in Oracle Business Intelligence kunnen gebruikmaken van beveiligingshiërarchieën die in operationele applicaties zijn gedefinieerd, zoals Siebel CRM applicaties, waarmee de noodzaak beheerders meerdere beveiligingssystemen te laten beheren, wordt geminimaliseerd. De beveiligingsmechanismen bieden ook een hogere mate van controle over de toegang tot elementen in Oracle Business Intelligence applicaties.

Wat zijn machtigingen?

De eigenaar van een object of een gebruiker aan wie de juiste rechten en machtigingen zijn verleend, kan machtigingen toewijzen aan catalogusobjecten.

Machtigingen zijn autorisaties die u aan een gebruiker of rol verleent om een specifieke actie of groep acties uit te voeren op een catalogusobject. Als u bijvoorbeeld op de verkoopafdeling werkt en u een dashboard hebt gemaakt dat driemaandelijkse verkoopverwachtingen bevat, kunt u alle verkoopmedewerkers leestoegang geven, en de verkoopmanager en verkoopdirecteur lees-, schrijf- en verwijdertoegang bieden.

Machtigingen maken deel uit van het Oracle BI EE beveiligingsmodel en hoe machtigingen in de eerste instantie worden toegewezen, is gebaseerd op de manier waarop gebruikers, rollen en groepen in uw systeem zijn ingesteld, en welke rechten de Oracle BI EE beheerder aan die gebruikers, rollen en groepen heeft verleend.

Hoe worden de machtigingen van een object toegewezen?

Er kunnen objectmachtigingen worden toegewezen door verschillende gebruikers.

De machtigingen voor een map, een object van Oracle BI Publisher of andere objecten worden toegewezen door de objecteigenaar, de inhoudontwerper of de beheerder van de catalogus. Voordat iemand anders dan de inhoudontwerper rechten voor een object kan toewijzen, moet die persoon eigenaar zijn geworden van het object, het recht 'Rechten wijzigen' toegekend hebben gekregen door de beheerder van Presentation Services en het objectrecht 'Rechten wijzigen' hebben gekregen. Dit recht wordt vermeld in het dialoogvenster 'Aangepaste rechten'. Zie Bevoegdheden voor Presentation Services beheren in Security Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor meer informatie over het instellen van de rechten 'Rechten wijzigen'.

Wanneer de inhoudontwerper een object maakt en dit in een map opslaat, neemt het object de machtigingen over die voor de map zijn ingesteld. Nadat het object is opgeslagen, kan de inhoudontwerper het deelvenster 'Taken' van de catalogus of de koppeling Meer... van het object weergeven, het object zoeken, het dialoogvenster 'Rechten' openen en de rechten van het object wijzigen. Als de eigenschap 'Alleen-lezen' van het object, ingesteld in het dialoogvenster 'Eigenschappen' is geselecteerd, kan alleen de eigenaar de rechten van het object wijzigen. Deze instelling voor alleen-lezen overschrijft in feite machtigingen die in het dialoogvenster 'Machtiging' zijn ingesteld.

Wanneer u met een object werkt, gebruikt u het dialoogvenster 'Machtiging' op de volgende manieren om toe te wijzen wie welke objectmachtigingen krijgt:

  • Aan applicatierollen: dit is de aanbevolen manier om machtigingen toe te wijzen. Applicatierollen zorgen voor veel eenvoudiger onderhoud van gebruikers en de bijbehorende toewijzingen. Een applicatierol definieert een set machtigingen die aan een gebruiker of groep is toegekend met die rol in de identiteitsopslag van het systeem. Een applicatierol wordt toegewezen in overeenstemming met bepaalde voorwaarden. Applicatierollen worden dus dynamisch toegekend op basis van de voorwaarden die aanwezig zijn op het moment waarop de verificatie plaatsvindt.

    Zie Managing Application Roles and Application Policies Using Fusion Middleware Control in Security Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor meer informatie over applicatierollen.

  • Aan afzonderlijke gebruikers: u kunt machtigingen en rechten aan specifieke gebruikers toewijzen, maar dergelijke toewijzingen zijn mogelijk moeilijker te onderhouden. Daarom wordt deze benadering niet aanbevolen.

Toegangslijsten en machtigingen

Met toegangslijsten wordt de mogelijkheid van een account beheerd om een gedeeld object te openen in de Oracle BI prestatiecatalogus.

Een account is een applicatierol of een afzonderlijke gebruiker. Met machtigingen wordt het type toegang tot een object beschreven dat is toegestaan voor een account. Voorbeelden zijn 'Openen' en 'Volledige controle'.

Elk catalogusobject heeft een toegangslijst die definieert welke accounts welke machtigingen hebben om het object te openen. De toegangslijst is opgeslagen in het bijbehorende attribuutbestand (.atr) van het object. Een toegangslijst heeft de algemene vorm die wordt weergegeven in deze tabel.

Account Machtiging

ApplicationRole1

Openen

ApplicationRole4

Volledige controle

ApplicationRole3

Openen

Gebruiker 4

Openen

Gebruiker 9

Volledige controle

Gebruiker 11

Volledige controle

Definities van machtigingen

Om de toegang tot objecten (zoals een map in de catalogus of een sectie in een dashboard) te beheren, wijst u machtigingen toe aan applicatierollen en gebruikers.

Welke machtigingen u kunt toewijzen, is afhankelijk van het type object waarmee u werkt.

De machtigingen die beschikbaar zijn in het dialoogvenster 'Machtigingen', zijn doorgaans bovenliggende machtigingen. Dit wil zeggen dat elke bovenliggende machtiging verschillende onderliggende machtigingen bevat (voorbeeld: als de machtiging 'Openen' wordt toegepast op een map, kunnen de gebruikers van deze map de Oracle BI Publisher rapporten in de map lezen, doorlopen en uitvoeren). Door bovenliggende machtigingen toe te passen in plaats van aangepaste machtigingen voor elk object in stellen, is het gemakkelijker consistent machtigingen toe te wijzen en te onderhouden. Welke bovenliggende machtigingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het objecttype waarmee u werkt: mappen, BI Publisher objecten of Business Intelligence objecten. BI Publisher objecten omvatten rapporten, gegevensmodellen, subsjablonen en stijlsjablonen. Business Intelligence objecten omvatten analysen, dashboards, prestatiekengetallen, scorecards, filters en prompts.

Als u in het dialoogvenster 'Machtigingen' de machtiging 'Aangepast' selecteert, wordt het dialoogvenster 'Aangepaste machtigingen' weergegeven, waarin u de machtigingen kunt selecteren die moeten worden toegepast op het object. Als u bijvoorbeeld met een mapobject werkt, kunt u de machtigingen 'Doorlopen', 'Lezen' en 'Verwijderen' selecteren.

Deze tabel bevat de naam van elke machtiging en de bijbehorende definitie. Zie Machtigingen beschikbaar per objecttype voor meer informatie over de bovenliggende machtigingen die u aan een object kunt toewijzen en wat de bovenliggende machtiging omvat op basis van het type object waarmee u werkt.

Machtiging Beschrijving

Lezen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om het object te openen maar niet te wijzigen.

Schrijven

Gebruik deze optie om toestemming te geven om het object te bewerken.

Verwijderen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om het object te verwijderen.

Doorlopen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om objecten te openen binnen de geselecteerde map als de gebruiker geen machtiging heeft voor de geselecteerde map. Er is toegang tot deze objecten vereist wanneer de objecten in de map, zoals analysen, zijn ingesloten in een dashboard of WebCenter Portal applicatiepagina waartoe de gebruiker toegang heeft.

Als u gebruikers bijvoorbeeld de machtiging Doorlopen geeft voor de map /Gedeelde mappen/Test, hebben ze toegang tot objecten via de Catalogus, of objecten die zijn ingesloten in dashboards, of WebCenter Portal applicatiepagina's, opgeslagen in de map /Gedeelde mappen/Test en opgeslagen in submappen, zoals de map /Gedeelde mappen/Test/Gast. Maar gebruikers hebben vanuit de Catalogus geen toegang tot de map en submappen (wat wil zeggen dat weergeven, uitvouwen of bladeren niet mogelijk is).

Publisher rapport uitvoeren

Gebruik deze optie om toestemming te geven om de map die het object bevat te lezen en te doorlopen, en het rapport opnieuw te genereren, zodat het de meest recente gegevens bevat.

Publisher rapport plannen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om de map die het object bevat te lezen en te doorlopen, en het rapport te plannen.

BI Publisher rapporten bekijken

Gebruik deze optie om toestemming te geven om de map die het object bevat te lezen en te doorlopen, en het rapport te bekijken, maar niet opnieuw te genereren.

Uitvoeren

Gebruik deze optie om toestemming te geven om een object uit te voeren, zoals een actie, agent of een briefingboek.

Rechten wijzigen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om de machtigingen van het object te wijzigen.

Eigendom instellen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om de eigendom van het object opnieuw toe te wijzen.

Volledige controle

Gebruik deze optie om toestemming te geven om alle taken (bijvoorbeeld wijzigen en verwijderen) op het object uit te voeren.

Geen toegang

Gebruik deze optie om toestemming te geven om toegang tot het object te weigeren. Het expliciet weigeren van toegang gaat boven alle andere machtigingen.

Wijzigen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om het object te lezen, ernaar te schrijven en het te verwijderen.

Openen

Gebruik deze optie om toestemming te geven om het object te openen, maar niet te wijzigen. Als u met een Oracle BI Publisher object werkt, kunt u met deze optie de map doorlopen die het object bevat.

Aangepast

Gebruik deze optie om het dialoogvenster 'Aangepaste rechten' te openen, waar u rechten voor lezen, schrijven, uitvoeren en verwijderen kunt verlenen.

Toegekend

Gebruik deze optie om toestemming te geven voor toegang tot een sectie in een dashboard. Deze machtiging kan alleen worden ingesteld in het dashboard. Deze machtiging overschrijft alle voor de objecten van de sectie ingestelde catalogusmachtigingen die zouden verhinderen dat de overeenkomende rollen en gebruikers er toegang toe hebben (bijvoorbeeld 'Geen toegang'). Zie Eigenschappen van een dashboard en de bijbehorende pagina's wijzigen voor meer informatie.

Geweigerd

Gebruik deze optie om toegang tot een sectie in een dashboard te weigeren. Deze machtiging kan alleen worden ingesteld in het dashboard. Deze machtiging overschrijft alle in de objecten van de sectie ingestelde catalogusmachtigingen waarmee zou worden toegestaan dat de overeenkomende rollen en gebruikers er toegang toe hebben (bijvoorbeeld 'Weergeven'). Zie Eigenschappen van een dashboard en de bijbehorende pagina's wijzigen voor meer informatie.

Machtigingen beschikbaar per objecttype

De machtigingen die beschikbaar zijn in het dialoogvenster 'Rechten' zijn doorgaans bovenliggende machtigingen, wat inhoudt dat elke bovenliggende machtiging verscheidene onderliggende machtigingen bevat.

Bijvoorbeeld: als de machtiging voor openen wordt toegepast op een map, dan kunnen de gebruikers van die map de rapporten van BI Publisher lezen, doorlopen en uitvoeren die zich in die map bevinden. De beschikbare bovenliggende machtigingen verschillen op basis van het object waarmee u werkt.

De tabel hier bevat een lijst met de bovenliggende machtigingen en de bijbehorende onderliggende machtigingen per objecttype. Zie Definities van machtigingen voor een beschrijving van elke machtiging.

Bovenliggende machtiging Mappen Oracle BI Publisher objecten Objecten

Volledige controle

Bevat alle machtigingen

Bevat alle machtigingen

Bevat alle machtigingen

Wijzigen

Lezen, schrijven en verwijderen

Lezen, schrijven en verwijderen

Lezen, schrijven en verwijderen

Openen

BI Publisher rapport lezen, doorlopen, uitvoeren

Oracle BI Publisher rapport uitvoeren

Lezen

Oracle BI Publisher rapporten plannen

BI Publisher rapporten plannen die in de map staan, lezen en doorlopen

Oracle BI Publisher rapporten plannen

Niet beschikbaar

Uitvoer Oracle BI Publisher bekijken

BI Publisher rapporten bekijken die in de map staan, lezen en doorlopen

Oracle BI Publisher rapporten bekijken

Niet beschikbaar

Doorlopen

Map doorlopen

Niet beschikbaar

Niet beschikbaar

Geen toegang

Object is niet toegankelijk

Object niet toegankelijk

Object niet toegankelijk

Aanbevelingen voor het instellen van machtigingen

Wanneer beheerders toegangsrechten instellen voor gebruikers, moeten bepaalde richtlijnen worden gevolgd.

Volg deze aanbevelingen op bij het instellen van machtigingen:

  • Ga voorzichtig te werk bij het toewijzen van machtigingen om er zeker van te zijn dat u het object niet vergrendelt en hiermee voorkomt dat u, een beheerder, of een andere gebruiker het object niet kan wijzigen.

  • Wijs machtigingen toe via applicatierollen, zelfs als u alleen machtigingen voor een enkele gebruiker moet toewijzen. Applicatierollen staan centraal in Oracle BI EE.

    Zie Managing Application Roles and Application Policies Using Fusion Middleware Control in Security Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor meer informatie over applicatierollen.

  • Voor applicatierollen (of gebruikers, indien nodig) die de dashboards en dashboardinhoud gaan wijzigen die beschikbaar zijn voor de rol, stelt u de machtigingen voor de rol in op 'Volledige controle'. Met 'Volledige controle' is het toegestaan om inhoud te wijzigen en te verwijderen en krijgt de opgegeven rol ook de mogelijkheid om machtigingen in te stellen en om het object, de map of het dashboard te verwijderen.

    Als u van plan bent om meerdere of verschillende gebruikers te hebben die dashboardinhoud maken en wijzigen voor een bepaalde groep, maakt u een afzonderlijke, overeenkomende rol van builder die alle back-end machtigingen van de primaire rol heeft, maar een andere naam heeft. U kunt bijvoorbeeld een verkooprol en een verkoopbuilderrol maken. Door de verkoopbuilderrol de juiste machtigingen te geven voor de Oracle BI presentatiecatalogus, kunt u bepalen en beheren wie wijzigingen mag maken in dashboards en inhoud. Aangenomen dat er variabele beveiliging voor sessies is ingesteld, kunt u een gebruiker instellen als een dashboardbuilder of inhoudmaker door de rol van de gebruiker van Verkoop te wijzigen in Verkoopbuilder in de databasetabel die de beveiligingsgegevens bevat.

  • Zorg ervoor dat voor elk onderwerpgebied de rol 'AuthenticatedUser' het recht 'Geen toestemming' heeft voor de onderwerpgebiedmap.

  • Aan rollen die voor een bepaald onderwerpgebied analysen moeten kunnen opslaan voor algemeen gebruik kent u de rol 'Volledige controle' toe aan de onderwerpgebiedmap en alles dat deze bevat, en ook voor de map 'Algemeen'.

  • Om ervoor te zorgen dat alleen leden van de aangewezen rollen toegang hebben tot de mappen, mapinhoud en dashboards van de Oracle BI presentatiecatalogus, stelt u geen expliciete machtigingen in voor de rol 'AuthenticatedUser'.

Tip:

Als u alle gebruikers een plek wilt bieden binnen een applicatierol om analysen met elkaar te delen, maakt u een map aan onder de onderwerpgebiedmap met bijvoorbeeld de naam 'Delen' of 'Publiceren', en geeft u de gehele rol de machtiging 'Wijzigen/verwijderen' alleen voor die map.

Machtigingen toewijzen

Met machtigingen bepaalt u wie toegang heeft tot mappen, BI Publisher-objecten of andere catalogusobjecten.

U kunt rechten toewijzen om te bepalen wie toegang heeft tot mappen of andere catalogusobjecten. Welke machtigingen u kunt toewijzen, is afhankelijk van het type object waarmee u werkt. Als u machtigingen wilt wijzigen, moet aan u het recht 'Machtigingen wijzigen' zijn toegewezen. U kunt bijvoorbeeld het recht 'Rechten wijzigen' toewijzen aan een andere verkoopadviseur. Hiermee kan hij rechten toewijzen aan de analyse 'Verkoopprognose'.

Opmerking:

Om een object in de catalogus te openen, moeten gebruikers de juiste toegangslijstingangen hebben voor dat object. Met uitzondering van waarschuwingen maken alle objecten in de catalogus gebruik van toegangslijstingangen. Zie Werken met objecten in catalogusbeheer in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor informatie over toegangslijstingangen.

Gebruik de volgende procedure om machtigingen toe te wijzen aan een object. Zie Definities van machtigingen Machtigingen beschikbaar per objecttype en Aanbevelingen voor het instellen van machtigingen voor meer informatie over machtigingen.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Zoek op de pagina 'Catalogus' naar het object waaraan u rechten wilt toewijzen. Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.
  3. Ga naar het gebied 'Catalogus' en zoek een object of map.
  4. Selecteer Meer en vervolgens Rechten of ga naar het deelvenster 'Taken' en klik op Rechten.
  5. Klik in het dialoogvenster 'Rechten' op de knop Gebruikers/rollen toevoegen voor toegang tot het dialoogvenster 'Applicatierollen en gebruikers toevoegen'. Daar kunt u de vereiste accounts toevoegen.
  6. Klik in het dialoogvenster 'Rechten' op de lijst Rechten om rechten te selecteren. De meeste items die worden weergegeven in de lijst, zijn bovenliggende machtigingen en bevatten meerdere onderliggende machtigingen. Als u een specifieke lijst met machtigingen wilt samenstellen, klikt u op Aangepast.
  7. Geef in het dialoogvenster 'Aangepaste rechten' op hoe de rechten moeten worden toegepast. Gebruik hiertoe de volgende opties: Rechten toepassen op submappen, Rechten toepassen op items in map of Machtigingen toepassen op alle afhankelijke waarden.
  8. In de lijst Opties voor vervangen kunt u opgeven hoe ingangen in de ACL (toegangslijst) moeten worden vervangen voor het object en voor de onderliggende niveaus, maar alleen als een of meer van de volgende opties zijn geselecteerd: Machtigingen toepassen op submappen, Machtigingen toepassen op items in map of Machtigingen toepassen op alle afhankelijke waarden.

    Als u Weergegeven accounts vervangen of Weergegeven accounts verwijderen hebt geselecteerd, zorg er dan voor dat u ook de ingangen die u niet gewijzigd wilt hebben, uit de lijst in het gebied 'Machtigingen' verwijdert.

  9. Klik op OK.

Wie is de eigenaar van een object?

Objecteigenaren beschikken mogelijk wel of niet over volledige rechten om het object te bewerken.

De eigendom van een object kan worden toegekend door de gebruiker die het object heeft gemaakt of worden aangenomen door een gebruiker aan wie de juiste rechten zijn toegekend. De eigenaar van een object of map heeft niet automatisch toegang tot het object of de map. Voor toegang tot een object moet de gebruiker de juiste machtigingen toegewezen hebben gekregen in het dialoogvenster 'Machtigingen' van het object of de map.

Standaard is de gebruiker die een catalogusobject heeft gemaakt en opgeslagen naar 'Mijn mappen' of een gedeelde map de eigenaar van het object. Een object in 'Mijn mappen' kan niet aan een andere eigenaar worden toegewezen, tenzij het object wordt verplaatst naar een gedeelde map en de beheerder het recht toewijst waarmee de eigenaar de eigendom opnieuw kan toewijzen. Nadat dit recht is toegekend, kan het object worden toegewezen aan een andere gebruiker, groep of rol die in het dialoogvenster 'Rechten' wordt weergegeven. Stel bijvoorbeeld dat werknemer A een inhoudontwikkelaar is en een dashboard heeft gemaakt voor de marketingafdeling. Werknemer A voltooit het dashboard, slaat het op naar de gedeelde map van de marketingafdeling en wijst de eigendom van het dashboard toe aan werknemer B, die marketingmanager is en verantwoordelijk is voor het bijwerken van het dashboard. Zie Eigendom van objecten toewijzen voor meer informatie over het toewijzen van eigendom.

In sommige situaties moet een gebruiker of lid van een rol objecten tot eigendom maken die zich in een gedeelde map bevinden. In dit geval moet aan de gebruiker die het object tot eigendom wil maken het juiste recht zijn toegewezen om deze taak te voltooien. Nadat deze rechten zijn toegekend, ziet de gebruiker de opties Eigendom instellen van dit item en Eigendom instellen van dit item en alle subitems in het dialoogvenster 'Eigenschappen'. Stel bijvoorbeeld dat aan werknemer A het juiste recht is toegekend om objecten en mappen tot eigendom te maken. Wanneer werknemer B, die eigenaar is van verschillende catalogusobjecten, het bedrijf verlaat, heeft werknemer A toegang tot het dialoogvenster 'Eigenschappen' voor deze objecten en kan hij deze objecten tot eigendom maken en de eigendom van de objecten opnieuw toewijzen aan werknemer C. Zie Objecten tot eigendom maken voor meer informatie over het overnemen van de eigendom.

Eigendom van objecten toewijzen

U kunt de eigendom van een object dat of een map die is opgeslagen in een gedeelde map opnieuw toewijzen.

De eigendom van een object kan worden toegekend door de gebruiker die het object heeft gemaakt. De eigendom van een object kan ook worden overgenomen door een gebruiker aan wie de juiste rechten zijn toegekend. Bijvoorbeeld: u kunt de analyse 'Merkopbrengsten' maken en de eigendom toekennen aan een regionale verkoopanalist. U moet het juiste recht hebben om het dialoogvenster 'Rechten' te openen, waar u de eigendom van een object of map vervolgens opnieuw kunt toewijzen.

Zie Wie is de eigenaar van een object? en Objecten tot eigendom maken voor meer informatie.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Zoek op de pagina 'Catalogus' naar het object waaraan u het eigendom wilt toewijzen. Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.
  3. Ga naar het gebied 'Catalogus' en zoek een object of map.
  4. Selecteer Meer en vervolgens Rechten of ga naar het deelvenster 'Taken' en klik op Rechten.
  5. Ga in de tabel 'Machtigingen' naar de kolom Eigenaar en klik om de eigenaar op te geven.
  6. Klik op OK.

Objecten tot eigendom maken

Gebruik de volgende procedure om een object of map tot eigendom te maken die is opgeslagen in een gedeelde map.

Als gebruiker of lid van een rol kunt u de eigendom overnemen van objecten in een gedeelde map als aan de gebruiker of het lid de rol BIAdministrator is toegewezen. Als u bijvoorbeeld een gebruiker bent die lid is van de groep 'Verkoop', kunt u eigenschappen toewijzen aan de analyse 'Verkoopprognose' om uzelf als eigenaar van het object te markeren. U moet het juiste recht hebben, anders worden de opties voor het tot eigendom maken niet weergegeven in het dialoogvenster 'Eigenschappen'.

Zie Wie is de eigenaar van een object? en Eigendom van objecten toewijzen voor meer informatie.

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus.
  2. Zoek op de pagina 'Catalogus' naar het object waaraan u het eigendom wilt toewijzen.
    Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.
  3. Ga naar het gebied 'Catalogus' en zoek een object of map.
  4. Selecteer Meer en Eigenschappen of ga naar het deelvenster 'Taken' en klik op Eigenschappen.
  5. Voer een van de volgende acties uit in het gebied 'Eigendom' van het dialoogvenster 'Eigenschappen':
    • Als u met een object werkt, klikt u op de koppeling Eigendom instellen van dit item.
    • Als u met een map of een object werkt dat subobjecten (bijvoorbeeld een dashboard of scorecard) bevat, klikt u op de koppeling Eigendom instellen van dit item om alleen het object tot eigendom te maken of klikt u op de koppeling Eigendom instellen van dit item en alle subitems om het object en subobjecten tot eigendom te maken.
  6. Klik op OK.

Wat is archiveren?

U kunt groepen met gegevens opslaan voor gebruik op de lange termijn of voor opslag met archivering.

Met archiveren kunt u de gehele catalogus, specifieke mappen of uit meerdere componenten bestaande objecten (bijvoorbeeld scorecards) als een bestand met de extensie .catalog bundelen en dit bestand uploaden om het archiveren van de gegevens op een andere locatie in de catalogus ongedaan te maken. Met dit proces kunt u specifieke gegevens tussen omgevingen overdragen. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om gegevens uit een ontwikkelomgeving over te dragen naar een productieomgeving.

Als u de benodigde rechten hebt, kunt u Oracle BI EE Catalog Manager gebruiken om catalogusobjecten te archiveren en de archivering ervan ongedaan te maken, en andere catalogusbeheertaken uit te voeren. Zie Werken met objecten in catalogusbeheer in System Administrator's Guide for Oracle Business Intelligence Enterprise Edition voor meer informatie over Catalog Manager.

Objecten archiveren

U kunt objecten archiveren om deze later te gebruiken, mits u over de juiste gebruikersrechten beschikt.

U kunt pas archiveren als het juiste recht aan u is toegekend.

Ga als volgt te werk om een archiefbestand te maken:

  1. Klik in de algemene koptekst op Catalogus. De pagina 'Catalogus' wordt weergegeven.

  2. Zoek naar de te archiveren objecten. Zie Zoeken naar objecten in de catalogus voor meer informatie over zoeken.

  3. Ga naar het deelvenster 'Mappen' om het object te selecteren.

  4. Selecteer Meer en selecteer Archiveren onder het object. Het dialoogvenster 'Archiveren' wordt weergegeven.

  5. Geef aan of de machtigingen en tijdstempels voor de map of het object moeten worden behouden of weggelaten. Zie het dialoogvenster 'Archiveren' voor meer informatie.

  6. Klik op OK.

Ga als volgt te werk om het archiveren van een archiefbestand ongedaan te maken:

  1. Zoek het te uploaden archiefbestand. Het archiefbestand bevat de extensie .catalog (bijvoorbeeld _portal.catalog).
  2. Ga naar het deelvenster 'Mappen' en selecteer de locatie waar u het archiefbestand wilt uploaden.
  3. Ga naar het deelvenster 'Taken' en klik op Archiveren ongedaan maken. Het dialoogvenster 'Decomprimeren' wordt weergegeven.
  4. Voer de naam in van het archiefbestand of blader naar het archiefbestand. Selecteer het archiefbestand.
  5. Klik op OK.