17 Gedrukte documenten scannen

Papieren documenten kunnen in de Content Capture Client worden gescand met behulp van een voor TWAIN geschikt apparaat. Of importeer elektronische bestanden. U kunt de vereisten voor het scannen en importeren instellen in het clientprofiel.

U kunt de Content Capture Client gebruiken voor afbeeldings- en niet-afbeeldingsdocumenten. Wanneer u documenten scant, worden er afbeeldingsdocumenten met meerdere pagina's gemaakt. In het documentdeelvenster kunt u elke pagina afzonderlijk bekijken en bewerken (u kunt bijvoorbeeld pagina's verplaatsen en roteren). Ook kunt u verifiëren waar een document eindigt en het volgende document begint. Het geselecteerde clientprofiel bepaalt hoe documenten worden gemaakt en gescheiden binnen een batch. U wordt gevraagd een optie voor het maken van een document te selecteren, of om toe te staan dat Content Capture automatisch een document maakt.

Dit zijn de hoofdtaken die u uitvoert bij het scannen van documenten voor verwerking met de Content Capture Client:

Scanner instellen

Controleer of de scanner is ingeschakeld. Sommige scanners moeten worden ingeschakeld voordat de computer wordt opgestart.

Ga als volgt te werk om de scanner in te stellen:
  1. Kies het gewenste clientprofiel. Vraag zo nodig uw procedurebeheerder welk clientprofiel u moet gebruiken voor batches die u wilt scannen, op basis van de structuur van de batches. Zorg dat u weet hoe het clientprofiel documenten maakt binnen batches.
  2. Organiseer documenten in batches voor scannen en voeg waar nodig scheidingsbladen tussen documenten in. Organiseer bijvoorbeeld alle enkelzijdige documenten in een batch voor gebruik met een profiel voor enkelzijdig scannen.
  3. Om te scannen moet u een TWAIN-scanner hebben. Klik rechts van Instellingen voor vastleggen/Bron vastlegging in het batchdeelvenster (Ctrl+Alt+S).

    Wanneer u op de driehoek klikt, worden een of meer bronnen voor vastlegging weergegeven. Er verschijnt een vinkje naast de geselecteerde bron voor vastlegging. Dit kan een scanner of bron voor importeren zijn.

  4. Als er meerdere scannerbronnen worden weergegeven, kiest u de gewenste bron. Als u wilt importeren in plaats van scannen, selecteert u Bron importeren.
  5. Omdat instellingen voor vastleggen worden opgeslagen met het clientprofiel, kunt u voor elk clientprofiel andere scannerinstellingen configureren. U kunt ook aanvullende scanneropties instellen onder Voorkeuren.
    1. Selecteer zo nodig de scannerbron waarop u de instellingen wilt toepassen. Druk op Ctrl+Alt+S en kies een scanner.
    2. Klik links van Instellingen voor vastleggen/Bron vastlegging in het deelvenster (Ctrl+S).
    3. Selecteer de scannerinstellingen. Zie de documentatie die bij de scanner is meegeleverd voor meer informatie. Instellingen met betrekking tot kleur en resolutie kunnen inactief zijn, afhankelijk van de clientprofielinstellingen.

Scanvoorkeuren configureren

Naast de instellingen voor de scanner, die u configureert met de knop 'Instellingen voor vastleggen/Bron vastlegging', kunt u extra opties voor het scannen instellen bij 'Voorkeuren'.

Ga als volgt te werk om scanvoorkeuren te configureren:
  1. Klik op de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het venster en selecteer Voorkeuren.
  2. Selecteer in het dialoogvenster Voorkeuren desgewenst het veld Gebruiker vragen door te gaan met scannen in huidige batch.

    Als u deze optie hebt geselecteerd, verschijnt er na de eerste scan een bericht met de vraag of u wilt doorgaan met scannen in de huidige batch. Met deze optie kunt u het scannen pauzeren om meer papier in de automatisch documentinvoer te plaatsen. De optie is ook nuttig als u pagina voor pagina scant in een batch.

  3. Selecteer indien nodig het veld Bestandsmodusoverdracht voorkomen.

    Overdracht in bestandsmodus heeft de voorkeur boven overdracht via geheugenbuffer. Bij overdracht van bestandsmodus worden met behulp van de TWAIN-driver afbeeldingsbestanden weggeschreven naar schijf, hetgeen de scanprestaties aanzienlijk verhoogt. Bij de bestandsoverdrachtsmodus in combinatie met bepaalde scannerdrivers kunnen soms scanproblemen ontstaan. Selecteer dit veld zo nodig om de bestandsoverdrachtsmodus uit te schakelen.

  4. Deselecteer desgewenst het veld Batch automatisch controleren/indexeren na scannen, zodat de eigenschappen in het rechterdeelvenster worden weergegeven.
  5. Geef desgewenst in het veld Minimale aantal gescande bytes voordat een pagina wordt verwijderd op hoe lege pagina's moeten worden gedetecteerd en verwijderd.

    Stel in dit veld het aantal bytes in onder welke waarde een pagina als leeg moet worden beschouwd en moet worden verwijderd. Als deze waarde 0 is, wordt voor het detecteren van lege pagina's de waarde gebruikt die in het clientprofiel is geconfigureerd.

  6. Klik op Opslaan.

Documenten scannen

Voordat u begint met scannen, moet u ervoor zorgen dat het juiste clientprofiel is geselecteerd in de Content Capture applicatie en dat de scanner gereed is. De scanner moet de vereiste instellingen hebben en de invoerlade moet voldoende papier bevatten.

Ga als volgt te werk om documenten te scannen:
  1. Voer een van de volgende acties uit:
    1. Als u met behulp van een scanner documenten wilt scannen, selecteert u een clientprofiel en klikt u vervolgens op Vastleggen in het batchdeelvenster van het Content Capture Client venster.
    2. Als u wilt scannen met behulp van een bedrijfsapplicatie, klikt u in de applicatie op het pictogram of de knop voor het vastleggen van documenten. Afhankelijk van de clientprofielinstellingen begint Content Capture mogelijk meteen met scannen of wordt u gevraagd bestanden te selecteren voor import of te beginnen met scannen.
    3. Als u batches wilt scannen met document die door scheidingspagina's zijn gescheiden, voegt u witte vellen tussen documenten in en klikt u op Vastleggen. Het profiel moet zo zijn ingesteld dat u een optie voor het maken van documenten moet kiezen of dat er documenten worden gemaakt met een variabel aantal pagina's.
  2. Afhankelijk van de instellingen in het clientprofiel kan het dialoogvenster 'Opties voor het maken van documenten' worden weergegeven nadat u op Vastleggen hebt geklikt. In dit venster kunt u opgeven hoe documenten moeten worden gemaakt.
    1. Geef de inhoud van elk document in de batch op. U kunt kiezen uit de volgende opties:
      • Eén pagina (enkelzijdig): selecteer deze optie als alle documenten enkelzijdig zijn.

      • Twee pagina's (dubbelzijdig): selecteer deze optie als alle documenten dubbelzijdig zijn.

      • Variabel aantal pagina's: selecteer deze optie als u scheidingsbladen gebruikt om documenten te definiëren of als documenten allemaal noch enkelzijdig noch dubbelzijdig zijn.

    2. Klik op OK.

      Een batch wordt gescand en gemaakt op basis van de gekozen optie voor het maken van documenten.

      Als u Variabel aantal pagina's hebt gekozen, maar geen scheidingsbladen hebt ingevoegd, wordt er één document gemaakt. Gebruik Nieuw document maken in het deelvenster 'Document' om documentscheidingen te maken in de batch.

  3. Controleer, bewerk en indexeer zo nodig de documenten. Metagegevensvelden kunnen al waarden bevatten.
  4. Klik in het deelvenster 'Batch' op Vastleggen om extra batches vast te leggen.
  5. U kunt batches vrijgeven door in het deelvenster Batch een of meer batches te selecteren en op de knop Batch vrijgeven te klikken. Ook kunt u in het deelvenster Batch met de rechtermuisknop op een of meer batches klikken, de optie Batch vrijgeven selecteren en vervolgens een van de vrijgaveprocesopties kiezen die voor u zijn geconfigureerd. Deze opties zijn ook beschikbaar als u een of meer documenten in een batch selecteert in het deelvenster 'Batch'.